A Palace of art in being Kurt Peiser. Mondharmonica speler (1924). Foto kunstgalerie De Vuyst. Van Niftrik geopend. In zijn toespraak omschreef hij Vlissingen als een knooppunt van internationaal verkeer dat door de oprichting van de kunstkring tevens als centrum voor de kunst in Zeeland zou gaan functio neren. Op de eerste tentoonstelling was er naast het werk van de bestuursleden louter werk van Zeeuwse schilders te zien. De vrij toegankelijke verkooptentoonstelling duurde tot september en werd druk bezocht. Er werd voor het niet onaanzienlijke bedrag van 400 gulden aan schilderijen verkocht. Van de opbrengst ging 80% naar de kunstenaars, 10% naar de gemeente en 10% naar de kunstkring. In het begin van 1921 bood de gemeenteraad tegenstand tegen de onderhandse verpachting van het badpaviljoen aan de kunstkring, maar aan deze tegenstand werd effectief dan ook de oprichting plaats van de Nederlandse Kunstkring Het Zuiden. Het eerste bestuur werd gevormd door Van Woelderen (voorzitter), de gemeentesecretaris W.A. van Geleuken (secretaris-penningmeester) en de G. Bergsma, C. Domenisse, J. Hendrickx, W.J. Schütz en Jacobs (bestuursleden). Schütz en Domenisse waren bekende Walcherse schilders en Bergsma was een Hollandse schilder die in 1911 in Zoutelande was neergestreken. Voorloopige Statuten EN Huishoudelijk Reglement vereen ïging Nederlandsche Kunstkring „Het Zuiden" TE- vlissingen De eerste tentoonstelling in het badpaviljoen werd op 19 juni 1920 door de wethouder van culturele zaken De doelstelling zoals geformuleerd in de voorlopige statuten en huishoudelijk reglement der Vereeniging Nederland sche Kunstkring Het Zuiden van 1 april 1920 is zeer ruim genomen: „werkzaam te zijn in het belang van de kunst en hare beoefenaren. De vereni ging trachtte dit doel te bereiken door het houden van tentoonstellingen en anderszins. De vereniging bestond uit ereleden (de drie wethouders van Vlissingen, de burgemeester en de kunstverzamelaar mr. P. Dieleman), het bestuur, gewone leden (kunstenaars) en kunstminnende leden die belang stelden in het welzijn van de vereniging. De contributie bedroeg twee gulden vijftig per jaar. 99

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1990 | | pagina 21