Het conflict Zeeland bewester Schelde
van 1253-1323
R. P. de Graaf
Inleiding
De vier grootste militaire conflicten in
de dertiende eeuw in de Noordelijke
Nederlanden waren de Limburgse
successieoorlog, de strijd tussen de
Utrechtse bisschop en Drentse rebellen
en de strijd van de Hollandse graven,
in het Noorden tegen de West-Friezen
en in het Zuiden tegen de Vlamingen.
Beide laatstgenoemde gevechten
waren al honderden jaren aan de gang
en werden eerst begin veertiende eeuw
beëindigd.
Over de strijd inzake Zeeland bewester
Schelde bestaat vooral na 1250 vol
doende bronnenmateriaal, van Vlaamse
èn Hollandse zijde, om dieper om de
militaire aspecten in te gaan. De poli
tieke geschiedenis komt hier dan ook
alleen ter sprake om de ontwikkelingen
toe te lichten.
Lijkt de strijd van de Hollanders tegen
de hardnekkige West-Friezen wel wat
op het onderdrukken van een guerrilla;
hier in Zeeland hadden de krijgsopera
ties veeleer een amfibisch karakter.
Hoe kan het ook anders in een water
rijk gebied, met steden als Westkapel-
le, Middelburg, Zierikzee en het
nabijgelegen Dordrecht veilig op de
eilanden, omringd door een natuurlijke
buffer. Een vijand kon nooit zonder
verregaande organisatorische voor
bereidingen toeslaan, zeker niet in
vergelijking met een wijze die op het
vasteland wel mogelijk was. De leger
eenheden dienden hoe dan ook te
worden verscheept. Voor de Vlamingen
in het offensief een nadeel en voor de
Hollanders in het defensief soms een
voordeel. Vaak echter ook niet, posities
en sectoren waren geïsoleerd, wat met
name bij een belegering ongunstig kon
uitpakken.
Krijgshistorisch is deze amfibische
wijze van oorlogvoeren vrij uniek en
past bovendien zeer goed bij het, om
zo te zeggen, algemene karakter van
onze vaderlandse geschiedenis.
Iedere wat oudere Zeeuw weet dat zijn
streek buitengewoon strategisch ligt.
Bijvoorbeeld in de Tachtigjarige Oorlog,
de Napoleontische tijd en in de Tweede
Wereldoorlog werd er verbeten
gevochten. In de middeleeuwen niet
minder. In die tijd waren er drie plaat
sen in de Ndordelijke Nederlanden
waar de belangrijkste havens waren.
Langs de monding van de Schelde,
dus in Zeeland; in het Merwede-
Maasgebied en aan de Zuiderzee.
De stad Dordrecht lag op het
knooppunt van het oost-westverkeer -
van de grote rivieren naar de Noordzee
- en de noord-zuidroute „binnendoor" -
schepen uit het Oostzeegebied op weg
naar Vlaanderen konden binnendoor
via de Zuiderzee, Spaarne, IJssel,
Maas en Bernisse (door Voorne-
Putten) Zeeland in. Het militaire
potentieel van Dordrecht komt in dit
conflict bij het jaar 1304 ter sprake.
Al in 1280 waren bij Zierikzee en op
Voorne „vuurbakens", de middel
eeuwse versie van onze vuurtorens,
geplaatst; een bewijs van de grote
bedrijvigheid in deze wateren.
Overigens voer men vanaf de zee naar
Antwerpen niet door de Wester-, maar
door de Oosterschelde. Deze heette de
„Scelt" en liep langs Reimerswaal
(tegenover Tholen en Bergen op Zoom)
zuidwaarts naar de huidige Schelde.
De Westerschelde, „Honte" genaamd,
een „nauwen onreynen diepe", was
veel minder geschikt voor zeeschepen
met een grotere diepgang.
Om deze strategische toelichting
samen te vatten: de Hollandse graven
konden vanuit Zeeland in het Zuiden
de belangrijkste Vlaamse havenstad
Brugge bedreigen en vanuit Walcheren
en Beveland de noordgrens van de
genoemde graafschap aantasten. In het
Noorden konden ze bij Zierikzee de
noord-zuidhandelsroute onderbreken,
hetgeen voor de Antwerpse nering
desastreus zou zijn. Kortom, geen
geringe inzet van de strijd.
Vanouds hoorde Zeeland bij Vlaan
deren. De Vlaamse graaf had in de 11 e
eeuw een vazal, een burggraaf, die
106