Het conflict Zeeland bewester Schelde van 1253-1323
Voorbeeld van het ontschepen van troepen vanaf koggen. Foto G. D. Opperman.
op de derde dag van de overtocht der
Vlamingen, zagen de aanvallers kans
om „loverende recht in den wijnt" bij
Veere aan land te gaan. De raad
gevers van Willem hadden de troepen
voor een deel per schip weggezonden,
een deel bevond zich in het Noord-
Westen van Walcheren en te Middel
burg. Naar Veere waren manschappen
onderweg en Willem zou zelf de haven
van Arnemuiden verdedigen.
Vanaf het water hadden de Vlamingen
deze verplaatsing aardig waar kunnen
nemen. Bij Veere is het verloop van de
strijd goed te volgen in een Vlaamse
kroniek, de Annales Gandenses. Zo'n
vijfentwintig „Bruggelingen" waren
verwelkoomd door pro-Vlaamse
mannen van de domeinen van de Van
Borselens bij Veere. Toen zij een veel
grotere Hollandse legermacht gewaar
werden „gaven ze signalen aan hun
vrienden ter zee, met de boodschap
dat ze snel moesten komen. Dit deden
ze, de een na de ander landde".
Zij versloegen de Hollanders bij een
gevecht op de dijk.
In Arnemuiden verkeerde men in de
veronderstelling dat de strijd 5 kilo
meter verderop een zege had opgele
verd en weldra toog een uitgelaten
menigte versus Veere. Op ongeveer
anderhalve mijl van de dijk vandaan,
was Gwijde van Dampierre (de zoon
van de oude graaf Gwijde) eveneens
aan land gegaan en, net toen hij op het
punt stond enige spijzen te nuttigen,
bereikte hem het bericht van de nade
rende vijand, die ofschoon weinig
gedisciplineerd, aan geestdrift geen
gebrek had. Op de top van een soort
wal, een verhoging in het terrein,
delfden de Hollanders na zware strijd
het onderspit.
Jonker Willem vluchtte naar Middelburg
waar hij van 25 april tot 4 mei werd
belegerd. De proviandering was aller-
belabberst, aan een langdurige
verdediging behoefde niet te worden
gedacht, zodat Willem in ruil voor een
vrije aftocht de stad aan Gwijde
overgaf. Gwijde had bijna geheel
Zeeland bewester Schelde in handen
gekregen. Alleen Zierikzee nog.
Inmiddels had graaf Jan II Henegouwen
verlaten. Terwijl zijn zoon in Zierikzee
door de Vlamingen werd belegerd,
trachtte hij in Schiedam een ontzettings-
leger op de been te krijgen. Zou Willem
lang genoeg weten vol te houden?
Gwijde's troepen waren Zierikzee aan
de havenzijde genaderd en ze bestook
ten de stad met pijlen. Vanwege de
mogelijke nadering van Hollandse
troepen, moest de snelste methode
worden beproefd en weinig manieren
gaan sneller dan het openrammen van
de poort. Sommige manschappen
hadden hiermee in Henegouwen reeds
ervaring opgedaan en weldra was een
geschikte plaats gevonden: „Bi den
bakene (waarschijnlijk de boven
genoemde 'vuurtoren'), an de
Nortside". Met de handen aan de ram
werden de eerste sluikse blikken op
het winket, het deurtje in de poort,
geworpen. Soms is de beste verdedi
ging inderdaad de aanval. Vlamingen
die op een snel geforceerde toegang
hoopten kwamen in zekere zin niet
bedrogen uit.
De poort ging, zonder geluid, open, wijd
open zelfs, „Entie van binnen liepen
uut, Met groter druust onder de
Vlaminghen". De poorters trokken in
zuid-oostelijke richting, dus op het
havenwater aan. Mogelijk werd ook
nog uit een andere poort een uitval
gedaan, in ieder geval werden de
beduuste Vlamingen hetzij in de tang
genomen, hetzij het water in gedreven.
Deze nederlaag leden de Vlamingen
vermoedelijk in de zesde week van het
beleg.
Aldus verslagen, achtte Gwijde het ver
standig om het initiatief naar het
Noorden te verplaatsen - tenslotte liep
hij nog altijd de kans door hulptroepen
van graaf Jan te worden verrast.
Lodewijk van Velthem, een Vlaamse
kroniekschrijver, spreekt chauvinistisch
van Gwijde die wegtrok, „Niet omdat
hem vrese gaf, Oft dat daer ave
(daarvandaan) verjaecht was". Hij ging
naar Widel bij Geervliet op het eiland
Voorne en zette voorlopig het eerste
beleg van Zierikzee nog voort. Te Widel
paste Gwijde, die zich in woord en
geschrifte voorbarig „graaf van
Zeeland" liet noemen, een staaltje
koude oorlog toe. Hij meerde zijn vloot
af waar de Maas en Merwede samen
vloeien. Gwijde hoopte met dit machts
vertoon te bereiken dat sommige
Hollandse en Zeeuwse edelen hun
111