Het conflict Zeeland bewester Schelde van 1253-1323
landsheer afvallig zouden worden en
hij gunstige vredesvoorwaarden kon
bewerkstelligen.
Er werd een bestand gesloten, ingaan
de per juli, voor de duur van 4 maan
den en met een opzeggingstermijn van
eveneens 4 maanden. Voor beide
partijen een welkome adempauze in de
strijd. De poorters van Zierikzee her
kregen hun vrijheid. Afgesproken was
wel dat de stad niet méér versterkt zou
worden, dan zij reeds was.
1304
Begin maart kwamen twee Vlaamse
geestelijken bij graaf Jan het bestand
opzeggen. Deze bevond zich in het
door de Rooms-koning en Floris V
gebouwde Binnenhof te 's Graven(l)
Hage. De oude graaf droeg Holland en
Zeeland officieel over op zijn zoon
Willem, hij was „der dagen zat" en
bovendien ziek en verkoos naar Hene
gouwen te af te reizen boven een ver
blijf in het Noorden van zijn rijk.
De poorters van Zierikzee zagen kans
om de sterkte „Blodenburch" te ver
woesten en weldra kwamen diverse
manschappen uit Holland en Zeeland
de spoedig opnieuw geïsoleerde
havenstad van een verdediging voor
zien. Ook arriveerde een broer van de
oude graaf Jan, (ook) Gwijde geheten
en in het dagelijks leven bisschop van
Utrecht.
De vijand liet niet lang op zich wachten:
op vrijdag de twintigste maart nader
den ze de wateren bij Zierikzee. In de
stad werden manden aan de kerktoren
gehouden - naast klokkeslag de middel
eeuwse gevarensignalering. Willem en
zijn oom Gwijde belegden nog diezelf
de nacht een krijgsraad. De beste
tactiek leek hun te patrouilleren op de
Goude, een brede stroom tussen
Schouwen en Duiveland.
De volgende dag voeren de Hollandse
en Zeeuwse koggen op de Grevelin-
gen, de Oosterschelde en later op de
middag, op de Goude. Sommige man
nen vonden dat ronddobberen weinig
enerverend en gingen liever zelf op
oorlogspad. Waarom zouden ze niet
Duiveland plunderen? Het was toch de
normaalste zaak van de wereld dat het
leger door het platteland (dat zij immers
tegen de „vreemde overheersers"
beschermden) van voldoende leeftocht
werd voorzien. Niet goedschiks, dan
wel kwaadschiks en alzo sprongen de
eersten uit de schepen, niettegen
staande de orders, op het land der
duiven. Als er één contingent over de
reling springt volgen er meer. Wat
moesten Willem en Gwijde nu doen?
Het liep tegen de schemering, dus
werd bevolen een bivak in te richten.
Enthousiaste Friezen maakten van de
gelegenheid gebruik om de bevolking
nog die nacht te plunderen. Het is teke
nend voor het gebrek aan discipline
dat ze zo maar hun gang konden gaan.
Uren later aanvaardden ze luid lallend
en schallend de terugreis. Wie van de
van huis en haard beroofde Duive
landers voor die nacht nog niet pro-
Vlaams was, zou het alsnog geworden
zijn. Zij namen zich voor het de plun
deraars betaald te zetten en waar
schijnlijk hadden ze niet veel meer te
verliezen.
Het kampement werd niet of nauwelijks
bewaakt en nog vóór de plunderaars
bereikten de wraakgierigen de leger
plaats. Achteraf bleek dat vele Hollan
ders die avond en nacht de naderende
geluiden wel degelijk gehoord hadden
maar ze konden ze niet lokaliseren en
of verklaren. De Duivelanders richtten
een enorme slachting aan, zoals mede
blijkt uit relatief grote aantal namen dat
we van de gesneuvelde ridders
kennen. „Die niet zo gelukkig waren
om op de eigen (Hollandse) schepen te
geraken, werden geveld door de
vijanden of verdronken, doordat hun
handen waarmee ze aan hun schepen
hingen, werden afgehakt". Opnieuw
behoorde Willem tot degenen die
konden vluchten naar Zierikzee. Zijn
oom was minder gelukkig door in vijan
delijke handen te vallen. Later leverden
de Duivelanders de gevangenen aan
de Vlamingen uit.
Het is interessant om de verschillende
Hollandse en Vlaamse kronieken met
elkaar te vergelijken en wat daarbij
opvalt is hun partijdigheid: volgens
Vlaamse bronnen waren Gwijde en
Willem doelbewust Duiveland aan het
plunderen en werden ze door Zeeuwen
onder leiding van Floris van Borselen
aangevallen en verslagen. Hierbij zou
ook een gering aantal Vlamingen in
aktie zijn geweest. De Vlaming Van
Velthem spreekt zelfs van een geheime
Vlaamse missie op Duiveland, die door
de Hollanders zou zijn ontdekt en aan
gevallen. Opmerkelijk is bovendien dat
de Vlaamse commandant van de
gehele troepenmacht overzee, Gwijde,
die er niet eens bij aanwezig was, later
aan deze overwinning „zijn eigen naam
verbond". Over oorlogspropaganda
gesproken.
Pasen
In bonte taal beschrijft Stoke het paas
feest, eind maart 1304. De dag na de
overwinning zaterdag voor palmzondag,
kwamen Vlaamse schepen voor de
poorten van Zierikzee, waar ze bleven
tot woensdag na pasen. Ze waren in
hun schik: ze „trompten ende maecten
feeste, Men sach se dansen ende
springhen". Zelfs de Augustijner en
Dominicaner monniken, „si songhen
ho!" Tot Stoke's verontwaardiging
gingen ze wel „ten avontmale".
In de maand april wist Gwijde van „zijn"
overwinning te Duiveland uitstekend te
profiteren. Hij stuurde boden naar de
Hollandse steden, voer naar Geervliet
en liet voldoende troepen bij Zierikzee
achter. In Geervliet slaagde hij in zijn
opzet: uit geheel Holland tot de Haar
lemmerhout brachten de steden hem
hulde en gaven ze hem gijzelaars - een
militaire gewoonte die reeds in de oud
heid veel voorkwam; een volk was pas
overwonnen als je een aantal gijzelaars
geïnterneerd had.
Per schip voer Gwijde via Woudrichem
naar het machtige Dordrecht.
De opportune Brabantse hertog Jan II
was met Gwijde overeengekomen
bepaalde gebieden onderling te
verdelen en samen zouden ze Dordt
belegeren. Deze stad werd door een
bekwame aanvoerder, de heer
Nicolaas van Putte, verdedigd.
Gwijde werd door spoed gedreven.
Zonder eerst rustig de resultaten van
de belegeringen in Zeeland en Zuid-
Holland af te wachten, versnipperde hij
zijn krachten. In Gouda diende hij
tevens nog mannen voor de bewaking
van de gijzelaars achter te laten, zodat
van de naar schatting ongeveer 4000 a
5000 man, waarmee hij uit Vlaanderen
vertrokken was, er maar weinig over
bleven. Via Alblas en Gouda trokken
de Vlamingen en de met hen colla
borerende Zeeuwen onder leiding van
Jan van Renesse, naar Utrecht, waar
ze op 20 april aankwamen. Het is
begrijpelijk dat hij, nu Holland groten
deels bedwongen was (althans zo leek
het) zijn oog op de hoofdstad van het
Sticht liet vallen. Hij had de bisschop
immers al.
112