Het conflict Zeeland bewester Schelde van 1253-1323
Onderwijl kwam een, om een groot
woord te gebruiken, tegenoffensief op
gang. Op verschillende fronten onder
namen de Hollanders pogingen, die
alle met succes werden bekroond.
Vanuit Delft en Leiden werden de
gijzelaars bevrijd. In Schiedam porden
„alle de wive" hun echtgenoten op tot
harde aktie. Vanuit Zierikzee vertrok
Witte van Haamstede naar Haarlem
om de bevolking op te wekken graaf
Willem III te steunen. Zoals Hugenholtz
heeft aangetoond is er nooit een slag
aan het Manpad, tussen Hillegom en
Haarlem geweest. Het verhaal van de
slag duikt pas later in de kronieken op.
Witte voerde troepen aan, die te
Schoonhoven de burcht van
pro-Vlaamse Zeeuwen bevrijdde.
Vanuit Dordrecht leidde Van Putte een
korte veldtocht om de Brabanders te
verjagen. Via Waalwijk en St. Geertrui-
denberg, in beide gevallen
gebrandschat, bereikten ze mogelijk
zelfs 's Hertogenbosch.
In plaats van een fictieve slag aan het
Manpad kunnen we voortaan beter
spreken van de slag bij Ysselmonde.
Hoewel het absoluut niet vaststaat dat
er een grote slag plaatsvond, is het zo
goed als zeker dat Gwijde in een bijna
dichtgeklapte val terecht kwam.
Volgens Stoke verloor het er „scepe"
en waren het de dappere ingezetenen
van Dordt die de Vlaamse schepen
over de IJssel (deze route had Van
Renesse Gwijde geadviseerd) aan
vielen. Opnieuw had heer Claes van
Putten de leiding. Niet verwonderlijk,
want op het eiland IJsselmonde „was
een der kastelen van de heren van
Putten, waarschijnlijk omstreeks 1300
opgetrokken" (E. van Reijen: het
kasteel heette Valckensteyn en de
resten zijn begin jaren '60 opgegraven).
In laatmiddeleeuwse kronieken lezen
we dat er „wel 2000 Vlaminghen
bleven versleghen ende Gwije is
nauwelick met den lijve intgaen".
De Belgische historicus J. Sabbe weet
nog te vermelden dat Gwijdes strijd
macht „hoofdzakelijk uit Gentenaren"
bestond. De beslissing van Gwijde tot
het aanvaarden van de terugtocht, was
evenwel vóór de slag bij IJsselmonde
gevallen. Van doorslaggevend belang
was dit treffen daarom niet, misschien
wel als Gwijde vernietigend was ver
slagen. Het is Gwijde's onmiskenbare
verdienste dat hij met zo weinig man
schappen zo veel wist uit te richten,
niet alleen militair maar ook politiek.
De zwakte van zijn tegenstanders werd
in deze fase van zijn gedurfde optreden
even duidelijk als schrijnend aan het
licht gebracht.
Mei-Augustus
In het begin van de nieuwe belegering
ontvluchtte Willem (op Hemelvaartsdag)
Zierikzee. Vanuit Dordrecht en, vanaf
begin juni Schiedam, trachtte hij een
ontzettingsleger te formeren en ontving
hij daartoe admiraal Grimaldi die
namens de Franse koning hulde
aanbood. Uiteraard hadden de Fransen
na de smadelijke Guldensporenslag
nog een appeltje met de Vlamingen te
schillen. Nu kon de vijand mooi van
twee kanten tegelijk worden
aangevallen. Grimaldi keerde na het
onderhoud met de jonge Hollandse
graaf naar het Zuiden terug.
In het zicht van het felbegeerde Zierik
zee hadden Vlaamse troepen zich niet
onbetuigd gelaten. Ze bestookten de
stad met sprieten, oestallen, blijden en
catten. De poorters construeerden op
hun beurt wapens om ze van repliek te
dienen. We lezen over stenen van 300
pond, die door een Vlaamse blijde
werden geworpen (op de Dominicanen-
kerk). Deze blijde stond op de noor
delijke Goude-oever; hun Zeeuwse
bondgenoten hadden zich op de
andere, zuidelijke oever gelegerd.
Uit modern onderzoek naar belege
ringswerktuigen en hun dracht, is ge
bleken dat 50 man bedienings
personeel in een blijde, met een
contragewicht van tien ton, zo'n zware
steen 150 meter ver kunnen
wegwerpen. Het gebeurde zelfs dat
men eikaars blijden trof!
Op een gegeven moment hadden de
Vlamingen een drijvende „catte"
gebouwd die zo hoog was dat ze over
de gehele stad heen konden kijken.
Een meesterschutter uit Zierikzee kon
deze met vurige pijlen in brand
schieten. Naar verluidt was dit vuur
zelfs tussen Schiedam en Vlaardingen
aan de horizon te zien. In de eerste
week van juli arriveerde de langverbei
de hulp uit Frankrijk op de Maasvlakte:
11 galeien van Grimaldi en 38 grote
schepen onder leiding van Jan
Paydroeghe. De Fransen keurden
slechts zes Hollandse schepen zwaar
genoeg om in het eskader te worden
opgenomen. Binnendoor, via Sonne-
maer en langs de banken de Bommene
en Dircsland, werd koers gezet naar
Zierikzee. Zo stormachtig als de eerste
dagen van de reis verliepen, zo stil -
windstil - eindigde de tocht. Hoewel de
vloot vlakbij en later op de Goude was,
konden in acht dagen maar vier mijl
worden afgelegd. De galeien konden
een redelijke snelheid ontwikkelen: de
kleinere schepen moesten de grotere
op sleeptouw nemen.
Ballista, waarmee stenen of speciale pijlen, quarelen, werden afgevuurd.
Foto G. D. Opperman.
113