in ontwikkeling Boekbesprekingen Strijkafdeling van de wasinrichting in Terneuzen, 1933. conclusie kan worden getrokken dat het vroeger bij hun armoedig was, en dat de kinderen aandacht tekort zijn gekomen doordat ze bijverdiensten hadden. Vandaar de veel gehoorde uitspraak: „Ik heb nooit gewerkt", terwijl ze van de vroege morgen tot de late avond aan het zwoegen waren. Achteraf zien de vrouwen zichzelf vooral als moeder en huisvrouw. Dat bijverdienen was maar „eventjes" geweest, terwijl het juist vaak vele jaren voortduurde. De officiële beroepstellingen in Zeeland geven vaak irreële cijfers, vooral wat gehuwde vrouwen betreft. Dat komt doordat zwart werk en seizoenarbeid niet geregistreerd werd, en ook het werk door vrouwen op het eigen bedrijf niet, omdat het op naam van de man stond. Dit boek tracht een beeld te schetsen van de Zeeuwse vrouwenarbeid in de eerste helft van de 20e eeuw, en de bedrijven waarin dat geschiedde. Eerst komt het onbetaalde werk door huisvrouwen aan de orde, dan het betaalde werk van dienstbodes die ongehuwd waren. Vervolgens wordt kort besproken het onderwijs aan meisjes, het ontstaan van de huishoudscholen, die opleidden tot dienstbode, naaister of kinderverzorg ster. Dan wordt het werk door vrouwen in de landbouw en visserij besproken. Daar werd voornamelijk seizoenarbeid verricht. In de handel en het eigen bedrijf vonden vrouwen ook werk, vooral de naaisters en de winkeliersters worden nader belicht. Tenslotte wordt in het boek de industrie besproken, en de nieuwe en „nette" beroepen zoals onderwijzeres, typiste, kantoorbediende of verkoopster. Dit onderzoek en boek is van groot belang: het toont vergeten arbeid en is een waarschuwing tegen het zich opofferen van vrouwen, en het onderwaarderen van werk dat door vrouwen is verricht. M. L. Almekinders: Zorg in ontwikkeling Ontstaan en groei Nederlands verpleeghuiswezen - 40 jaar Stichting Verpleeg- en Rusthuizen Zeeland. Uitg. Stichting Verpleeg- en Rusthuizen Zeeland s.l. 1989. Toen ik dit boek opsloeg vond ik aan het begin „Een Woord Vooraf" dat me meteen tegen het werk innam, een pretentieus met in de eerste alinea al een volkomen mislukte metaphoor en in het vervolg een tuinderij van velden (veldervaringen, krachtenveld en spanningsveld), afgesloten clichés (aan het papier toevertrouwen, ten papiere brengen), krom Nederlands (in toenemend mindere mate) enzovoorts. Bij herlezing van dit fraais blijkt dan dat de auteur de geschiedenis van het Nederlandse Verpleeghuis wil behandelen - en meer specifiek 40 jaar Verpleeg- en Rusthuizen Zeeland - aan de hand van historische feiten en persoonlijke herinneringen. Dit laatste om aan te tonen, dat men schade en schande nodig had om te komen, waar men nu is en opvolgers voor valkuilen te bewaren. oixtatgemoeo twscww Sscrfir^r Verifee^- Vt RuaösjiKW ZéeMmj Ontstaan en groei Nederlands verpleeghuiswezen 40 jaar Stichting Verpleeg- en Rusthuizen Zeeland De door dit voorwoord gewekte wrevel blijkt gelukkig enigszins voorbarig. Bij het grote werk van de boektekst trekt de auteur zijn jacquet uit, doet de dasspeld met paarlen knop terug in het doosje en vertelt in de eenvoudiger uitrusting van een colbertje wat hij in de afgelopen 40 jaar met de ontwikkeling van de verpleeghuizen heeft meeqemaakt en welke sturende rol hij en anderen daarbij hebben mogen vervullen, vooral in de provincie Zeeland. Verpleeghuizen zijn in de gezondheidszorg zo algemeen aanvaarde instellingen, dat men naar hun ontstaans- en wordingsgeschie denis nauwelijks meer vraagt en dus ook nauwelijks meer weet, welke dominante rol de Stichting Verpleeg- en Rusthuizen Zeeland daarbij heeft gespeeld. Het is goed dat deze geschiedenis nu is vastgelegd en wie zich daarvoor interesseert kan terecht bij dit boek. Hij/zij zal zich echter wel moeten haasten, want blijkens het colofon is de oplage beperkt tot 250 exemplaren. Voorts moet u bedenken dat de heer Almekinders hoort bij de groep dergenen „die het allemaal hebben meegemaakt" en juist in het huidige tijdsgewricht staan mededelingen van die kant onder censuur. BT 119

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1990 | | pagina 41