De toekomst van Zeeland „Afwachten of Aanpakken
ontwikkelingen, schommelt thans om
het O-punt.
Duidelijk is dat deze cijfers in een
reeks bezien moeten worden. Deze is
overwegend dalend. Dus nog steeds
niet goed.
Met name het vertrekoverschot, veelal
jongeren die in Zeeland geen toekomst
kunnen opbouwen is verontrustend.
Het hoge niveau van de investeringen
bij de reeds in Zeeland gevestigde
bedrijven, hun hoge bijdrage aan de
export en zelfs aan de schatkist stem
men tot grote voldoening. Vooral omdat
dit over de volle breedte het geval is.
Een vergelijking met overig Zuid
Nederland leert dat thans negatieve
ontwikkelingen t.o.v. Noord-Brabant en
Limburg optreden. Zo bedraagt de zgn.
ERIN-score (gebaseerd op de resul
taten van de Erbo-enquête van de
Kamers van Koophandel) voor Zeeland
in 1989 3,4. Dit is lager dan het landelijk
gemiddelde van 3,5 en dan de score
voor West-Brabant (3,7), maar hoger
dan de score voor Zuid-Holland (3,1
Dit behoeft niet alarmerend te zijn,
maar is wel een teken aan de wand.
Een verdere analyse van de verschil
len tussen Brabant, Limburg en Zeeland
lijkt mij uiterst nuttig.
Met name de snelle gronduitgifte van
probleemkind onder de haven
schappen, „Moerdijk", valt op en stemt
tot nadenken. Waarom daar wel en
hier niet??? De vestiging van een flink
aantal nieuwe bedrijven in Zeeland
stagneert namelijk nog steeds. Welis
waar kon in Terneuzen onlangs Engel
hard geopend worden en kunnen in het
Sloe eerstdaags de COVRA-werk-
zaamheden beginnen, maar voor zulke
uitstekend gelegen lokaties, is dat
teleurstellend weinig.
Kortom, de motieven om meer te doen
om onze toekomst veilig te stellen, zijn
nog steeds volop aanwezig. Eigenlijk
geldt dat hoe langer het duurt voor we
daadwerkelijk aan de slag gaan, hoe
groter de noodzaak. Ook hier gaat op:
tijd is geld!
Wie in ondernemerskringen de vraag
opwerpt hoe ontwikkelingen in Zeeland
in gang gezet zouden moeten worden
krijgt steevast een antwoord in de
richting van het Westerscheldebekken
- industrie - distributie. En bij som
migen leidt deze overigens terechte
opsomming ook tot de - in mijn ogen
onterechte - keuze voor één industrie
zone Antwerpen - Cadzand. Of men
"V
stelt heel resoluut vast dat Zeeland nu
maar eens kiezen moet.
Industrie of groen! Zo zegt H. Wijffels:
Zeeland kan alle kanten op! Industria
lisatie van Antwerpen tot Cadzand óf
schoon en recreatief!
Welnu, naar mijn stellige mening is
Zeeland niet gebaat bij een zwart-wit
toepassing van deze denk-modellen.
Immers, wat voor de kanaalzone geldt,
geldt niet voor Schouwen! Zelfs de
mogelijkheden voor Zierikzee en
Tholen of die voor Hulst en Goes zijn
niet onderling verwisselbaar. Zeeland
heeft door zijn voormalige eilanden-
struktuur een aantal nadelen t.o.v.
andere provincies, maar ook het voor
deel dat de verschillende delen van
onze kleine provincie een totaal ander
karakter hebben en derhalve een ver
schillend ontwikkelingspotentieel.
Die verschillen maken het onmogelijk
heel Zeeland over één kam te scheren!
Een van de belangrijkste voordelen
van Zeeland is dat de perifere ligging
van een nadeel thans tot een voordeel
aan het worden is. Welke provincie kan
bogen op een schoon en groen milieu,
rustig gelegen, maar wel temidden van
conglomeraties als de Randstad,
Brabant en Vlaanderen. Een provincie
waar de kwaliteit van de omgeving
voor wonen en werken thans nog recht
overeind staat. Een provincie ook waar
ruimte is voor groeiende bedrijvigheid
op plaatsen waar dit op een alleszins
kwalitatief verantwoorde wijze kan
plaatsvinden. Dat betekent wel concen
tratie op de havenschapsgebieden en
bijvoorbeeld het vermijden van weg
verbindingen door kwetsbare land
schappen.
Bij de discussie over de hoofdwegen
structuur door de Delta is afgelopen
zomer het zgn. „Ruggegraatmodel"
geïntroduceerd. Een verbinding tussen
Rotterdam en Calais met de Zeeland-
83