mmI Een kleine mandarijn uit Vlissingen v - m- a v4l F. Smulders r 'V V 11690-1745) 4$ Ï0S 3 - De achttiende-eeuwse wereldreiziger Samuel van de Putte is een figuur die maar weinigen zullen kennen, hoewel hij een zeer opmerkelijk man kan wor den genoemd. In kringen van historici die zich met koloniale geschiedenis bezighouden, geniet hij wel een zekere bekendheid, maar ook daar hebben tot eind vorige eeuw meer fantasierijke verzinsels en speculaties over hem de ronde gedaan dan betrouwbare feiten. Frank Lequin geeft op blz. 26-27 een overzicht van de historische receptie van Van de Putte. Deze betrekkelijke onbekendheid en de onwaarheden die lange tijd over zijn handel en wandel gecirculeerd hebben, heeft Van de Putte ten dele aan zich zelf te wijten. Hij belastte namelijk zijn executeur-testamentair met de op dracht, zijn schriftelijke nalatenschap, die omvangrijk moet zijn geweest, te vernietigen. De teloorgang van archief materiaal ten gevolge van oorlogs geweld heeft de rest gedaan en vrijwel alle sporen van zijn leven uitgewist. Anderzijds hebben zijn reizen in ver afgelegen, toentertijd nagenoeg onbe kende gebieden ook niet weinig bij gedragen tot mythevorming rond zijn persoon. Het doorwrochte onderzoek van Lequin en Meijer heeft nu geleid tot een levensbeschrijving die welis waar fragmentarisch is, maar waaruit toch een duidelijk beeld van de Vlissingse globetrotter naar voren komt. Wie was deze intrigerende figuur? Samuel van de Putte werd in 1690 te Vlissingen geboren in een vooraan staande familie van kooplieden en regenten. Zijn vader was vice-admiraal bij de Zeeuwse admiraliteit. Toen hij achttien was, ging Samuel studeren in Leiden. We weten met zekerheid dat hij zich daar in de rechtsgeleerdheid heeft bekwaamd en ook in de rechten is gepromoveerd. Wellicht heeft hij zich aan de universiteit ook met genees kunde en farmacie beziggehouden: tijdens zijn latere reizen legt hij voor beide veel belangstelling aan de dag. Na zijn studie vestigde de jonge doctor zich in zijn geboortestad, waar hem al spoedig enkele aanzienlijke ambten ten deel vielen. In 1715 werd hij benoemd tot raad van Vlissingen, en gedurende de twee volgende jaren - 'TCfiV V T T.T' EEN MAN A f i.Vf - r.ygHK ;&Me °i SAMUEL VAN DE PI I TU. MANDARIJN LEE VUISSINGEN "I l l n -T* pH v Avh A AI' •.V Ai; T<' rank-ïxqitïn- «'""f maakte hij tevens deel uit van het stadsbestuur, de zgn. schepenbank. Hij moet tamelijk vermogend zijn geweest, daar hij in die periode twee huizen uit de boedel van zijn ouders kocht. Alles wijst er in die jaren op, dat Van de Putte in de voetsporen van zijn familie zal treden en voor een succes volle loopbaan in zijn geboortestad kiest. Dan vertrekt - om ons onbekende redenen - de jonge regent in 1718 naar Italië, om er drie jaar te blijven. Hij maakt zich daar grondig vertrouwd met de Italiaanse taal, zoals blijkt uit het restant van zijn aantekeningen, dat voornamelijk in het Italiaans is gesteld. Er zijn geen bronnen die ons vertellen wat Van de Putte in Italië deed, en de auteur van de onderhavige biografie waagt zich ook niet aan een veronder stelling. Wellicht keerde hij in 1721 voor korte tijd naar Vlissingen terug, om echter in hetzelfde jaar de stad voorgoed te verlaten en een wereldreis van grenze(n)loze allure aan te vangen. Daarmee ruilde Van de Putte een veel belovende ambtelijke carrière (wat wij van hem weten wijst daar althans op) in voor een ongewis en avontuurlijk bestaan. De weinige bronnen die we bezitten geven ons nauwelijks enige aanwijzingen omtrent zijn motieven; een VOC-missive uit 1725 meldt dat nergens uijt gebleeken is, dien heer iets anders buteerde beoogde], dan zijn reislust te verzaden, (blz. 19). Op blz. 28-29 gaat Lequin kort in op Van de Puttes mogelijke motie ven om te gaan reizen. Hij moet wel een natuurlijke hang naar avontuur hebben gehad, een enorme reislust en een grote weetgierigheid. Bovendien lijkt het vermoeden gewettigd dat hij mensenkennis wilde opdoen en zich, na zijn terugkeer in Europa, met de publikatie van zijn bevindingen een plaats wilde verwerven in de republiek der letteren. Dat hij wetenschappelijke intenties had, is zeker. Voor zo iemand moet een sedentair leven als bestuur der in Zeeland een weinig aanlokkelijk vooruitzicht zijn geweest. Overigens is het een van de verdiensten van Lequin, dat hij berust in de schaarsheid der bronnen, zich onthoudt van speculatie over de feitelijke lacunes in het leven van zijn held, en slechts met de nodige voorzichtigheid ingaat op diens drijf veren. Van de Puttes vertrek uit Zeeland in 1721 (dat is, als hij in dat jaar terug gekeerd is uit Italië) is het begin van een wonderlijke odyssee, die hem naar de verste uithoeken van de Aziatische wereld zal voeren. Des te opmerkelijker is, dat hij zijn verre reizen goeddeels individueel ondernam. Hij genoot 147

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1990 | | pagina 29