Redactioneel
JAARGANG 40, NUMMER 4, 1990
In het vorige nummer becommenta
rieerde de gedeputeerde J. B. Vente-
vogel het toekomstplan voor Zeeland in
de jaren negentig, 'Zeeland aan Zet'.
De districtsbestuurder van de FNV
Zeeland, T. Strous, gaat in zijn artikel in
op Ventevogels commentaar en
'Zeeland aan Zet'. Hij stipt het ontbreken
van plannen voor het middelbaar
onderwijs en Neeltje Jans aan en pleit
voor de financiering van grootschalige
projecten als Neeltje Jans en de WOV
door middel van privatepublicpartner-
ship (ppp). Hiervoor kunnen de stille
reserves van de provincie best aan
gesproken worden volgens Strous.
Tevens plaatst hij kanttekeningen bij
de Zeeuwse politieke cultuur die de
actualiteit aantonen van de uitspraak
van de negentiende eeuwse historicus
Robert Fruin: "Door spreken en tegen
spreken wordt eenzijdigheid weggeno
men en eensgezindheid voorbereid."
In een samenvatting van de lezing
gehouden voor de werkgroep Maat
schappij-Wetenschappen van het
KZGW door de hoogleraar algemene
sociale wetenschappen aan de Rijks
universiteit Utrecht, H. P. M. Adriaansens
wordt de mate van arbeidsparticipatie
in de westeuropese landen vergeleken.
In het bijzonder wordt de situatie in
Zeeland belicht waaruit blijkt dat de
arbeidsparticipatie van vrouwen in
Zeeland mager afsteekt tegen de
arbeidsparticipatie van vrouwen in de
verstedelijkte gebieden van Nederland.
Rens Koole, historicus en rector van
het Luzac College in Heemstede,
schetst in zijn artikel, 'Het land van de
levende werktuigen', het leven en
werken van grondwerkers die in de
negentiende eeuw onmisbaar waren
voor de realisatie van grootschalige
projecten. De grondwerkers vormden
een mondige groep arbeiders die voor
zichzelf durfde op te komen, getuige de
diverse protestacties die Koole in zijn
artikel beschrijft.
Twee medewerkers van het Monumen
ten Inventarisatie Project Zeeland, de
kunsthistorica B. Sens en de restau
ratiearchitect J. H. Sinke, doen in hun
artikel verslag van de activiteiten die zij
in Midden-Zeeland ondernomen
hebben. Het project zal eind dit jaar
voltooid zijn en beoogt een inventari
satie van de jongere bouwkunst van het
midden van de negentiende eeuw tot
de Tweede Oorlog.
In de recensie van Bert Teunis in het
vorige nummer over het boek van
G. van der Ham (Zeeland 1940-1945,
deel II), zag een der leden van de
adviescommissie geschiedschrijving
Zeeland 1940-1945 en Rijksarchivaris
in Zeeland, R. L. Koops, aanleiding
enige kritische noten er bij te plaatsen.
In een naschrift verduidelijkt mijn
redactielid zijn positie waarmee de
discussie over dit belangwekkende
historische werk in dit tijdschrift geslo
ten is.
F. Smulders, vertaler bij de Europese
Gemeenschappen in Brussel, laat in
zijn boekbesprekingsartikel het leven
van de achttiende eeuwse Vlissingse
reiziger Samuel van de Putte de revue
passeren. Met het oog op de inter
nationale dimensie van Van de Putte,
die een van de eerste westerlingen
was die doordrong tot Tibet, vraagt
Smulders zich af of het boek in een
Engelse vertaling niet een veel breder
publiek had kunnen bereiken. Daarna
volgen een aantal recencies,
mededelingen van het KZGW en
een bericht van drukkerij Van Aken
over het inbinden van het Zeeuws
Tijdschrift.
In het volgende nummer dat rond 20
oktober verschijnt, zal het lang
verbeide artikel van J. Zwemer over de
partijvorming op Tholen worden
opgenomen. Verder zijn bijdragen te
verwachten over het kuuroord in
Domburg, en over het profiel van het
Zeeuwse Meisje.
Paul van der Velde
121