Miarr
Zeeland aan zet
Daarmee is gekozen voor een nieuw
type benadering dat onder planologen
ook wel doorgaat voor de 'mixed
scanning' benadering.
Inleiding Dr. Ir. J. Goedman voor Het
Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen in Middelburg op
30 mei '90. Afgestapt wordt van glo
bale blauwdrukken maar gepoogd
wordt om visies te vertalen in concreet
toepasbare projekten. Op zich een
loffelijk streven, alleen is de visie van
waaruit de projekten worden gelan
ceerd nu zoek.
In het artikel dat Ventevogel in het
vorige Zeeuwsch Tijdschrift aan zijn
nota wijdde spreekt hij alleen over het
'ruggegraatmodel' dat volgens hem
voor Zeeland vele voordelen heeft. Dit
model ontleent hij aan een discussie
binnen de boezem van de Zeeuwse
Zomer Universiteit waarin in augustus
'88 4 modellen werden gepresenteerd
Zomeruniversiteit Zeeland augustus
'88: A)"rug tegen rug", B)"twee
bekkens", Cj' ruggegraat", D)"natuur..
Het zou aardig geweest zijn als Vente
vogel had aangegeven binnen welk
van deze modellen de door hem in
"Zeeland aan Zet" gepresenteerde
projekten het best zouden passen.
Nu hij dat heeft nagelaten kan dat tot
twee verschillende conclusies leiden:
of hij meent dat de projekten net zo
goed in de andere 3 modellen kunnen
passen; of hij kiest impliciet voor het
ruggegraatmodel. Al met al is met deze
wijze van benaderen geweld gedaan
aan het grondidee van de mixed
scanning benadering. Men kan kon-
krete projekten presenteren, maar die
dienen dan wel in het perspektief van
een plan op hoger niveau te passen.
Doet men dat niet, dan overheerst
willekeur. Een van de andere op de
Zeeuwse Zomer Universiteit gepresen
teerd modellen was het "twee bekkens
model" waarbij Zeeland wordt gezien
als opgebouwd uit 2 bekkens; het
Oosterschelde- en het Westerschelde-
bekken. Het Oosterscheldebekken
vormt de oase van groen en rust; het
Westerscheldebekken is het gebied
waarin met name gewoond en gewerkt
wordt. Deze opdeling van Zeeland in
twee, qua aard en ontwikkeling van
elkaar verschillende delen is bruikbaar
als aanknopingspunt voor andere toe
komstbeschouwingen. In het twee
bekkens model past een WOV omdat
daardoor een verbinding wordt gelegd
met economische centra als Antwer
pen maar met name ook Gent. De ont
wikkelaars van het twee bekkens
model, dat blijkens de presentatie op
de zomeruniversiteit de meeste aan
hangers had, wijzen er op dat het
Westerscheldebekken in dit model
veeleer gezien moet worden als
gekoppeld aan het Vlaamse achterland
dan aan het Rotterdamse. Uitgewerkt
in: "Vlissingen en Middelburg in ruimer
perspectief", Middelburg voorjaar '90,
Bureau Micropolis. Interessant is in
deze visie dat een WOV dus niet
zozeer dient als ontsluiting van
Zeeuwsch Vlaanderen maar veeleer
als onsluiting van midden- en noord-
Zeeland. Een opvallende omdraaiing
van het Zeeuwse ontwikkelingspers-
pektief die de moeite van het door
denken zonder meer waard is.
Raamwerk
In 1989 verscheen het STOGO-rapport,
een gezamenlijke opdracht van de
provinciale acquisitiegroep en de
Zeeuwse miniSER (Sociaal Econo
mische Consultatie Groep; het overleg
en adviesorgaan van het Zeeuwse
bedrijfsleven aan de provinciale over
heid.) In dat rapport werd onomwonden
gesteld dat de ceonomische relaties
tussen het Rotterdamse gebied en
Zeeland zeer gering zijn; in tegen
stelling tot de relatie tussen Rotterdam
en West Brabant STOGO: "Studie
zuidwest Nederland", Rotterdam, april
'89, hoofdstuk 10 en hoofdstuk 13,
paragraaf 5.. Zeeland heeft dus in
wezen helemaal niet zo veel van ont
wikkelingen in het Rotterdamse te
verwachten. Mét een WOV kunnen met
Vlaanderen relaties versterkt worden
die er voor wat betreft Zeeuwsch
Vlaanderen nu al duidelijk liggen.
In "Zeeland aan zet" wordt zo nadruk
kelijk gekozen voor konkrete projekten
dat verzuimd is over het raamwerk
waarbinnen die projekten geplaatst
moeten worden uitspraken te doen.
Wat mij betreft een gemiste kans.
Zo is er, terecht, veel aandacht voor
versterking van de positie van het
hoger onderwijs maar wordt, ten on
rechte, niets gezegd over de minstens
zo kwetsbare positie van het middel
baar beroepsonderwijs. In '89 nog
schreven werkgevers en werknemers
gezamenlijk een bezorgde brief aan de
minister van Onderwijs over het voort
bestaan van het middelbaar beroeps
onderwijs in Zeeuwsch Vlaanderen.
Zelfs binnen de nu tot stand gekomen
concentratie van beroepsonderwijs
dreigen veel opleidingen qua aantal
leerlingen beneden de kritische grens
te komen. Voor dat probleem had de
nota ook aandacht moeten hebben.
De opsomming van culturele projekten
is tamelijk willekeurig. Veel aandacht
voor een op te richten museum voor
hedendaagse kunst (overigens: doen
natuurlijk) maar verrassend weinig over
de mogelijkheden van Neeltje Jans.
Wellicht heeft hierin meegespeeld dat
men de kapitaalkrachtige broedende
kippen niet te veel moet storen met
nieuwe ideeën. Toch had het kunst
matige eiland met de tientallen
mogelijkheden met vérstrekkende
konsekwenties voor de omgeving niet
in de reeks van uitgediepte mogelijk-
Neeltje Jans. Foto: Pieter Honhoff.
124