Drie Zeeuwse componisten van psalmzettingen
(Bij informatie die op eenvoudige wijze uit
encyclopedische werken etc. kan worden ver
kregen is geen verwijzing in het notenapparaat
opgenomen.)
BRONNEN/LITTERATUUR
V.d.Aa
A.J. VAN DER AA, Biografisch Woordenboek der
Nederlanden (Haarlem 1852; reprint Amsterdam
1969), Bd. 6, art. "SCRIVERIUS OF SCHRIJVER
(Petrus)", pp. 182-185.
AZG
Archief, vroegere en latere mededelingen voor
namelijk in betrekking tot Zeeland uitgegeven door
het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen.
Andriessen
A. ANDRIESSEN, Aanmerkingen op de psalm-
berymingen van Petrus Dathenus (Middelburg/
Amsterdam 1756).
Bo
Bouwsteenen I (1869-1872), II (1872-1874), III
(1874-1881).
Clement
A. CLEMENT, Pieter Bustijn, "musicyn en
Organist", in Zeeuws Tijdschrift 39.4 (1989), pp.
143-150. (Vgl. het engelstalig artikel dat aan deze
bijdrage ten grondslag heeft gelegen: zie TVNM
38(1988), pp. 81-98.)
De la Rue
P. DE LA RUE, Geletterd Zeeland (Middelburg
21741eerste afdeling.
Hoefer
F.A. HOEFER, Aanteekeningen betreffende de
Klokkenspellen van Middelburg, in AZG VIII
(1902), pp. 1-39.
Van Iperen
J. VAN IPEREN, Kerkelyke historie van het psalm
gezang der Christenen, band I (Amsterdam 1777).
Kesteloo
H.M. KESTELOO, De stadsrekeningen van
Middelburg VII-IX. in AZG (1902).
Lootens
W. LOOTENS, BESCHRYVING VAN HET OUDE
EN NIEUWE ORGELIN DE GROOTE OF St.
LIEVENS MONSTER-KERK DER STAD
ZIERIKZEE. Beneffens, eenige Korte Aanmerkin
gen over de Oudste ORGELEN, tot die op deezen
Tyd (Zierikzee 1771; repr. De Praestantpers,
Baarn 1966).
Nagtglas
F. NAGTGLAS, Levensberichten van Zeeuwen II
(Middelburg 1893).
Noske
F. NOSKE, Nederlandse liedkunst in de zeven
tiende eeuw: Remigius Schrijver en Servaas de
Koninck, in TVNM 34 (1984), pp. 49-67.
Oudaan
J. OUDAAN, UYT-BREYDING, Over HET BOEK
der PSALMEN (Rotterdam 1680).
Scherft
P. SCHERFT, Een speurtocht door Zeeuws
muziekverleden [Werken uitgegeven door het
Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Weten
schappen deel 2] (Middelburg 1984)
TVNM
Tijdschrift van de Vereniging voor Nederlandse
Muziekgeschiedenis.
NOTEN
Voor het eerst opgemerkt in Bo III, p. 76,
mogelijk op grond van een 19de-eeuwse bron:
"Men weet, dat Remigius een zoon was van
onzen Petrus Scriverius In latere
geschriften vindt men dezelfde opmerking al
dan niet met voorbehoud terug.
2. Frits Noske heeft de theorie dat Remigius een
zoon van Petrus Scriverius zou zijn, terecht
aan de kaak gesteld (Noske, p. 50). Zijn op
merking dat een hoge leeftijd van Remigius ten
tijde van zijn aanstelling onwaarschijnlijk zou
zijn i.v.m. het fysiek zware beroep van klokke
nist, kan worden versterkt door het feit dat
Schrijver vier jaar na zijn benoeming in het
huwelijk trad.
3. Willem had slechts een zoon, eveneens Willem
genaamd, die kinderloos stierf: zie V.d. Aa,
Bd. 6, p. 184. Nadere informatie over de familie
Schrijver vindt men ook bij Johann Elias, De
vroedschap van Amsterdam 1578-1795, Bd. I
(Haarlem 1903); hier wordt vermeld dat Hendrik
vier kinderen had waarvan de jongste was:
"Mr. Pieter Schrijver, Heer van Rodenburgh"
(p. 257).
Informatie over Oudaan biedt o.a. Van der Aa,
art. "OUDAEN (Joachim Franszoon)". Op grond
van nieuw onderzoek, waarbij ik dankbaar
informatie ontving van de Leidse historicus
drs. Guido Ponsioen, lijkt het mij thans correcter,
met minder stelligheid een familierelatie tussen
Petrus Scriverius en Remigius Schrijver aan te
nemen dan ik eerder heb gedaan (Clement,
p. 145); voorlopig zeker te sterk geformuleerd is
in elk geval Frits Noskes opmerking:
"Dat Remigius verwant was aan Scriverius
staat overigens wel vast" (Noske, p. 50).
5. Vgl. J.H. Kluiver, Herdenking Pieter Bustijn, in
Nehalennia 35 (1980), pp. 33-6, hier p. 33, 35.
6. De voorwaarden bij Bredius' benoeming blijken
uit de notulen van de raad van 26 augustus
1662: zie Bo II, p. 128. Vgl. Hoefer, p. 36.
Wellicht gold deze conditie ook voor Schrijvers
opvolger, Pieter Bustijn: vgl. Clement, p. 146.
7 Nagtglas, p. 616. In de Amsterdamse Courant
van 1728 is een advertentie van hem aanwezig.
Zie Bouwstenen voor een Geschiedenis der
toonkunst in de Nederlanden 2, edd. C.C. Vlam
en M.A. Vente (Amsterdam 1971), p. 28.
e. Citaat volgens het exemplaar van deze druk in
de Zeeuwse Bibliotheek te Middelburg, sign.
1086 A 12. In de Hervormde Kerk leek de
berijming van deze remonstrant evenmin
wenselijk als die van Camphuyzen of Wester-
baen; zijn werk heeft blijkbaar echter veel bij
gedragen tot verbetering van de kerkzang bij
de doopsgezinden. Zie Jubilate Deo.
Het Nederlandse kerklied sinds de Reformatie
(Provinciale Bibliotheek van Zeeland,
Middelburg 1973), p. 12.
9 Deze psalm is weergegeven vóór p. 191 (niet
hierop, zoals in Bo II, p. 128, wordt vermeld).
W.H. Thijsse, Zeven eeuwen Nederlanse
muziek (Rijswijk 1949), p. 142, bemerkt dat
Van Iperens weergave van deze psalm "zeer
incorrect" is.
,0. In Bo I, p. 36, vermeldt G.A. Fokker de psalmen
1,5, 8-9, 20, 23, 26, 32, 41 -43, 60, 66-67 en 76.
Er is evenwel muziek bij de Psalmen 1-75.
Een kopie van de brief is afgedrukt in Bo III,
p. 76-77 en later opnieuw weergegeven in het
genoemde artikel van Frits Noske, p. 51-2.
12. Vgl. Bo III, p. 77; zie ook Noske, p. 52.
13. Deze compositie is te zamen met 9 andere
toonzettingen verschenen in een moderne
editie: Julius Etsen (ed.), Remigius Schrijver
Tien Psalmen (Berchem-Antwerpen s.a.).
Genoemde uitgave is volgens huidige musico
logische normen evenwel achterhaald.
Dit geschiedt bij Bach zowel in zijn vocale
werken als in zijn tekstgebonden orgelcompo
sities. Van de laatste categorie heb ik in mijn
dissertatie een aantal voorbeelden gegeven.
'5. Een Engelse vertaling van dit tractaat, precies
een eeuw later verschenen - John Brown,
A Dissertation on the Rise, Union and Power
of Poetry and Music (London 1763) -,
bevindt zich in de Universiteitsbibliotheek van
Utrecht.
'6. Over het geboortejaar vindt men in de litteratuur
tegenstrijdigheden (1730,1736 en 1737 worden
genoemd). Men vergelijke bijv. Nagtglas, de
Encyclopedie van Zeeland II (Uitgegeven door
het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen, Middelburg 1982), art.
"LOOTENS, Willem" en Scherft, p. 12. Drs. J.H.
Kluiver deelde mij mede, dat deze verschillen
voortvloeien uit de bron waarop men zich heeft
gebaseerd, i.e. oudere litteratuur of overlijdens-
registers, waaruit is teruggerekend. Archief
onderzoek te Delft zou over de geboortedatum
wellicht uitsluitsel kunnen bieden.
17. Lootens, pp. 17ff. Het orgel werd na 2,5 jaar in
voortreffelijke staat opgeleverd, één jaar eerder
dan was overeengekomen. Zie hierover de
dissertatie van Gert Oost, De orgelmakers Batz
(Alphen aan den Rijn/Utrecht 1975); vgl. ook
J.H. Kluiver, Historische orgels in Zeeland III, in
AZG 1976, pp. 93ff, hier pp. 104-117.
,8. Lootens liet zijn schrijven i.v.m. de controverse
destijds niet verschijnen. Op orgelbouwgebied
keurde hij met anderen voorts orgels in de
St. Jacobskerk en de Engelse kerk te Vlis-
singen. Vgl. J.H. Kluiver, Historische orgels in
Zeeland II, in AZG 1974, pp. 23-135, hier
pp. 91, 97.
'9. I. Tirion, ed., Tegenwoordige Staat van
Zeeland I (Amsterdam 1751p. 195.
x. Sign.: 1074 H 3.
21. Biografische gegevens vindt men vooral in het
tijdschrift Caecilia, vijfde jaargang (1848),
pp. 167-8 (G.H. Broekhuyzen, "Biografische
schets") en - met correcties t.o.v. voornoemd
artikel - in Bo II, pp. 119-125; voorts bij
Nagtglas, pp. 493-5. Zie voor genealogische
gegevens H. F. Reijnvaak, Niet altijd somet
Assen 1975. Het is onbegrijpelijk dat Joost
Verschuere Reynvaan (i.t.t Schrijver en
Lootens) niet in de Zeeuwse Encyclopedie is
opgenomen.
22 ZEELANDS CHRONYK-ALMANACH, Band 10
(Middelburg 1786), p. 1040: Omstreeks van de
Jaaren 1750 tot 1753, kweekte den toenmaa-
ligen Kappel Meester Graff met behulp van den
als toen niet min bekwaamen en ervaaren,
Musicus Gerzony, de Lust tot de Muzyk alhier
niet weinig aan."
23 Reynvaan schreef o.a. ook een "Vreugde-zang,
op het dertigjarige jubel feest der vrije-
metselaars loge La Compagnie Durable, te
Middelburg gevierd op 12 augustus
1800 (zie Gezangen p. 165).
24. Bo II; zie voorts E. vander Straeten, La musique
aux Pays-Bas avant Ie XlXe siècle, Tome IV
(Bruxelles 1878; repr. New York 1969 with a
new Introduction by Ed.E. Lowinsky).
29 Uit het voorwoord blijkt dat Reynvaan ook een
Geschiedenis der Muzijkkunst, Iets over de
tempelmuzijk van Salomo en een geschrift
Over de muzijk der oude Hebreën vervaardigd
had.
28 Moderne auteurs die dit werk raadpleegden
zijn bijv. A. Lehr, Van paardebel tot speelklok
(Zaltbommel 1971) en F. Hubbard, Three
Centuries of Harpsichord making (Cambridge,
Massachusetts 41972). De "Catechismus" is
een bron van kennis m.b.t. de gemeentezang in
de tweede helft van de 18de eeuw en werd als
zodanig bestudeerd door bijv. Jan R. Luth in
zijn theologische dissertatie "Daer wert om
't seerste uytgekreten (Kampen 21986).
27 Van der Straeten, IV (zie noot 24), pp. 358-9.
178