Wordt Zeeland schaakmat gezet? T. van Mierlo Al lange tijd bestaat het inzicht, dat ont wikkelingen in de maatschappij niet op hun beloop gelaten mogen worden. Gebeurt dat toch, dan kunnen vrijheid en een rechtvaardiger verdeling van welvaart en welzijn in de knel komen. Sinds een paar decennia is er een bijkomende reden om weloverwogen na te denken over heden en toekomst van onze samenleving. Uit allerlei onderzoeken blijkt namelijk, dat het met de kwaliteit van het milieu belab berd gesteld is. Het rapport van de Club van Rome geeft in 1972 de eerste signalen af over de vervuiling van de aardbol en de dreigende uitputting van de natuurlijke hulpbronnen. Over de Nederlandse milieukwaliteit deed het Rijksinstituut voor Milieuhygiëne te Biithoven een paar jaar geleden een boekje open. In die studie met de titel "Zorgen voor morgen", schetst het instituut een ontluisterend beeld. De toestand is zelfs zo zorgwekkend, dat bij ongewijzigd beleid het voort bestaan van het leven op aarde in het geding is, zo wordt gesteld. Deze waarheid dringt maar langzaam door tot het besef van de mensen. Nog minder bewust is men zich van de fundamentele verandering die nodig is om het tij te keren. Daarmee doel ik op onze manier van leven en op de wijze van produktie en konsumptie. Geen loftrompet De toekomst van onze samenleving is dus vooral een kwestie van kiezen. Als individuele personen denken we daar over na. Maar ook overheden hebben een belangrijke verantwoor delijkheid bij het maken van de juiste keuzen. Gedeputeerde Staten van Zeeland (GS) hebben zich daar recen telijk met "Zeeland aan zet" nadrukkelijk rekenschap van willen geven. De nota beoogt een visie op de Zeeuwse toekomst te zijn. Maar zoals uit de inspraakreakties blijkt, is die visie erg aanvechtbaar. Naast bijval heeft ze veel afval geoogst. De verdeeld gunstige ontvangst blijkt eveneens in dit tijdschrift. In een eerdere uitgave van het Zeeuws Tijdschrift heeft gedeputeerde J. B. Ventevogel een verantwoording gegeven van de GS- nota. De noodzaak van een toekomst visie en de wenselijke ontwikkeling van onze provincie krijgen aandacht. Tj. Strous plaatste daarbij in het vorige nummer de nodige kanttekeningen. Ook ik zie geen redenen om de lof trompet over de nota te steken. Uitgangspunt Voor de alarmerende boodschap van "Zorgen voor morgen" heeft de regering geprobeerd een beleidsmatig antwoord te vinden. Dat antwoord kwam vorig jaar in de vorm van het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP). GS van Zeeland baseren hun beleid ook op dat beleidsplan. Althans als we afgaan op het uitgangspunt van "Zeeland aan zet". Evenals het NMP wordt in de Zeeuwse nota voor een duurzame ontwikkeling gekozen. Met andere woorden: binnen de duur van een generatie moeten de milieuproblemen zijn opgelost of ten minste beheersbaar gemaakt. In termen van het provinciebestuur heet het, dat de ontwikkeling van Zeeland dient te worden bevorderd onder behoud en versterking van het open, groen en schoon gebied tussen verstedelijkte gebieden. Mooie woorden. Maar bij de uitwerking van de provinciale plannen rijzen twijfels of men echt woord wil houden. Wat we wel met zekerheid kunnen stellen is, dat het begrip duur zaamheid in de nota is verworden tot een loos begrip. Een bewijs voor die vaststelling levert J. B. Ventevogel in zijn artikel. Hij laat duurzaamheid geheel onbesproken. Lichtvaardig Sprekend over de bedreigingen waar Zeeland zich tegen teweer moet stellen, gaat hij in op zaken als: werkloosheid, vertrekoverschot, en achterblijvende bedrijfsinvesteringen. Het milieupro bleem voert hij evenwel niet op als een nijpende kwestie die noopt tot meer toekomstgericht beleid. Sterker nog, hij houdt het tegendeel staande door te stellen, dat hij er prat op gaat, dat Zeeland een relatief schoon milieu heeft. Hij wijst enkel op het afval probleem, waarbij verwijdering van afvalstoffen door verbranding als provinciaal beleid accentueert. Juist die keuze is de minst duurzame. Dat J. B. Ventevogel wat al te licht vaardig denkt over de Zeeuwse milieu kwaliteit, tonen de vele onderzoeken die ten grondslag liggen aan het Zeeuwse Milieubeleidsplan. Van geen enkel milieu-aspekt kan worden gezegd, dat de situatie in Zeeland gunstiger is dan in de rest van het land. Sommige problemen etaleren zich hier zelfs verscherpt. Kijken we naar de luchtvervuiling in andere provincies en vergelijken we deze met Zeeland, dan is Zeeland op vier na de vuilste. Ook de vermesting is een typisch Zeeuws probleem. De afvalproblematiek daar entegen is niet karakteristiek voor onze provincie, maar is wel een knellende kwestie gezien de geringe samenhang en het tekortschieten van het beleid. Toch kan het provinciebestuur zich op dit terrein - gelet op zijn wettelijke bevoegheden - ferm opstellen en de duurzaamheid door nadruk op preventie en hergebruik tastbaar vorm geven. Uiteraard zijn dit andere accenten dan de verbranding van afvalstoffen waar J. B. Ventevogel op wijst. Als we zijn uiteenzetting als maat voor oordeelsvorming gebruiken, dan geeft hij onvoldoende blijk van de ernst van de milieustituatie. Vandaar de gerecht vaardigde twijfel of hij dat inzicht heeft welke een trendbreuk in het beleid legitimeert. Groeifilosofie De geest die "Zeeland aan zet" maar ook het artikel van J. B. Ventevogel ademen, is er een van groei. Groei van de industriële bedrijvigheid, groei van toerisme en rekreatie, groei van auto verkeer, groei van bevolking. Naar mijn oordeel is deze groeifilosofie niet te rijmen met de eisen voor een duurzame ontwikkeling. Want is het niet de ekonomische groei die de oorzaak is van vele milieuproblemen? Groei zorgt voor extra afval dat moet worden opgeruimd. Nieuwe aanslagen op schaarse ruimte, grondstoffen en energie gaan er mee gepaard. We kunnen niet stellen, dat "Zeeland aan zet" helemaal de ogen sluit voor de nadelige effekten van de groei filosofie. Zo signaleert de nota het 179

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1990 | | pagina 21