Wordt Zeeland schaakmat gezet? gevaar van een onjuist en massaal gebruik van natuurgebieden door de steeds maar toenemende stroom van toeristen. Maar de kern van het pro bleem wordt onaangeroerd gelaten. Een extra aarde Vaak gaat groei gepaard met ver slechterde woon- en werkomstandig heden. Maar evenzeer met ongelijke welvaartsverdeling tussen rijke en arme landen. Die balans is zo uit evenwicht geraakt, dat als ieder op deze aardbol van het zelfde welvaartspeil zou willen genieten als waar wij in het rijke westen op kun nen bogen, een vervijf- tot vertien voudiging van de industriële produktie nodig is. Dat impliceert dus een veel voud van ondermeer de huidige hout kap, oliewinning en ertsendelving. Daarvoor is nog een aarde nodig. En daarover beschikken we nu ten enen male niet. Het mag dus duidelijk zijn, dat de ekologische gebruiksruimte om in onze behoeften te voorzien, geen eindeloze is. Ook in Zeeland niet. Dat roept dus een heleboel vragen op als: welke produkten kunnen in het licht van de duurzaamheid nog worden geproduceerd? Hoeveel hebben we van die produkten nodig? Welke aktivi- teiten mogen nog groeien? Welke bedrijvigheden moeten inkrimpen? GS zouden dus in hun beleid alsnog moeten aangeven, welk beslag op natuur en milieu zij in onze provincie acceptabel vindt in het licht van de duurzame situatie waar wij naar stre ven. Duurzaamheid vraagt dus om een heroriëntatie van ons ekonomisch handelen. De provincie dient daar het voortouw in te nemen met konkrete akties. Zij kan aansturen op een beheersplan voor de rekreatie, waarbij rekreatieve mogelijk heden worden getoetst aan het draag vermogen van de natuur. De provincie kan proefprojekten helpen opstarten die tot een duurzame ontwikkeling in de nu nog vervuilende chemische industrie aanzetten. Het oprichten van een sociaal-ekonomisch ontwikkelings fonds toegesneden op schone bedrij vigheid is eveneens een denkbaar beleidsalternatief. Deze keuzen lopen mijlen vooruit op de beleidsaksenten in: Provinciaal sociaal-ekonomisch beleid 1989-1993, de belangrijkste onderbouwde nota voor Zeeland aan zet. Want in deze nota worden duurzaamheid en natuur en milieu als uitgewerkt facetbeleid node gemist. Komplementariteit J. B. Ventevogel stelt, dat het bij het ontwikkelen van een uitvoerbare toe komstvisie vooral gaat om de komple mentariteit van verschillende funkties, elkaar kunnen of moeten werken. Bovendien komen niet alle funkties in de nota op een voldoende evenwichtige manier uit de verf. Landbouw komt amper aan bod; natuurbeleid wordt met name bekeken vanuit de relatie met rekreatie, en het milieu krijgt beleids matig geen duidelijke handen en voeten. Hiermee blijft onduidelijk welke betekenis aan de afzonderlijke funkties wordt toegekend. Laat staan dat helder gemaakt wordt wat de komplementaire waarde van de funkties kan zijn. Foto: Pieter Honhoff zoals: industriële aktiviteiten, milieu, rekreatie en landbouw. Met het aan de ekonomie ontleende begrip komple mentariteit, bedoelt hij te zeggen, dat diverse funkties elkaar kunnen aan vullen. In die zin, dat een wenselijke ontwikkeling daarmee vollediger kan worden. Het probleem bij Zeeland aan zet is echter, dat door het ontbreken van een uitgewerkte visie op duurzaamheid, het onmogelijk is te oordelen in welke mate de diverse funkties aanvullend op Wel wekt de nota de suggestie dat sprake is van een eenzijdige komple mentariteit. Het primaat gaat in "Zeeland aan zet" uit naar de ekonomische funktie. Alle andere zaken zijn daaraan ondergeschikt gemaakt. Lappendeken van projekten Om de ontwikkeling van Zeeland te bevorderen met behoud en versterking van het open, groene, en schone gebied, 180

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1990 | | pagina 22