Politiek op het eiland Tholen in de periode 1945-1971 Een verkenning aangaande de relatie tussen isolement, localisme en principiële stellingname in een snel veranderende samenleving. Jan Zwemer Het eiland Tholen, gelegen aan de marges van Zeeland en Brabant, is voor velen het eiland waar men „zwaar op de hand" is, een beeld dat tegelijk associaties opwekt.met „onwrikbaar heid", een samenleving waarin weinig veranderingen optreden. Zonder beide vooronderstellingen nu helemaal aan de kant te willen schuiven, zou ik willen betogen dat in elk geval voor het Tholen van de laatste halve eeuw snelle veranderingen minstens zo bepalend waren als elders - waarschijnlijk zelfs méér dan in vele andere regio's. Dat de politieke arm van de „zwaarste" bevolkingsgroep, de Staatkundig Gereformeerde Partij, hierin een bij zondere rol speelde, zal niemand verbazen. Waaruit die rol nu precies bestond, zal veel minder bekend zijn. Het onderwerp van dit artikel is de verhouding tussen vier voor het eiland Tholen in de naoorlogse periode ken merkende verschijnselen, in hun onder linge verband én in hun relatie tot de SGP. Die verschijnselen waren: een groot SGP-verlies bij de kamerverkie zingen, het vóórkomen van plaatselijke politieke partijen, een hoge mate van „localisme" en de opkomst van pendelarbeid en recreatie. Tegelijkertijd geef ik daarmee een korte schets van het proces van het opgenomen worden van Tholen in de bredere Nederlandse samenleving. Een teleurstellende verkiezingsuitslag „Geen geringe teleurstelling" - daar kon de leiding van de Staatkundig Gereformeerde Partij in juni 1956 niet omheen. Op het eiland Tholen had de stembus hen een verlies van maar liefst 454 stemmen bezorgd, en de overige Zeeuwse uitslagen waren ook niet bevredigend - in tegenstelling tot die in de rest van Nederland. De tradi tionele bolwerken van de partij waren vatbaar gebleken, zo vermoedde het partijblad, voor „de zo verleidelijke propaganda der PvdA."1 Was niet zo juist de A.O.W. door een PvdA-minister ingevoerd, en had de SGP-fractie daar niet tégen gestemd - om principiële redenen? In weinig provincies telde de S.G.P. zóveel arbeiders - die van de A.O.W. het meest profiteerden - onder haar kiezers als in Zeeland. Vooral landarbeiders kwamen pas na de oorlog er toe om aan hun maatschap pelijke positie consequenties voor de stembus te verbinden, en ook onder de streng-orthodoxen begon het steeds minder vanzelfsprekend te worden als je „tegen verzekering" was - dé reden voor het tegenstemmen tegen sociale wetten door de S.G.P. Landarbeiders waren er echter in heel Zeeland. Hoe kon het dan dat op geen enkel ander eiland het SGP-verlies de Thoolse cijfers ook maar benaderde? Een nadere blik op de landelijke uit slagen van 1956 bevat een eerste aanwijzing: in de kerngebieden van de „zwaarste" richting binnen Gerefor meerde Bond in de Hervormde Kerk2 waren veel kiezers uit de omvangrijke S.G.P.-groep naar de Partij van de Arbeid overgestapt. Net als op Tholen gold in die streken dat een groot stemmental van hervormden huize de aanwezigheid van vele „rand" of „gewoontestemmers" met zich mee bracht. In Zeeland buitenom Tholen was de S.G.P.-aanhang niet hervormd, maar behoorde tot de Gereformeerde Gemeenten, die een veel nauwere band met deze partij hadden. Overigens had de SGP ook in een aantal typische arbeidersplaatsen3 aan de PvdA ver loren, en was de ARP het zelfde over komen. De anti-revolutionairen hadden behalve aan de PvdA ook aan de SGP verloren, een trend die de SGP-verlie- zen in den lande nog verhulde. De grote verliescijfers van de Staat kundig Gereformeerde Partij op Tholen tonen dus de twee zwakke punten van deze partij wat betreft de recrutering van kiezers: de binding van hervorm den in een overwegend „zwaar" gebied en van een arbeidersbevolking aan de SGP liet te wensen over. Het geval „Tholen" heeft nu verder onze aandacht. Het verlies aan „Drees" in details In feite was het verlies op Tholen het - voorlopige - sluitstuk van een ver schuiving die al sinds 1948 aan de gang was. De goede resultaten voor de SGP bij de eerste naoorlogse verkie zingen in 1946 - waar we het straks over zullen hebben - waren in een snel tempo afgebroken: van 43,0% in '46 naar 35,1% in '56. Daarbij was een opvallend „fasen-verschil" aan de dag getreden. Waar in de aan Brabant grenzende gemeenten Tholen en Oud-Vossemeer er nauwelijks van verlies gesproken kon worden, was de grote overloop van SGP naar PvdA in Scherpenisse en Sint Philipsland in 1948 te situeren, in Poortvliet in 1952 en in Sint Annaland en Sint Maartens dijk in 1956. In Stavenisse tenslotte, was de overloop meer gespreid, maar toch ook met een piek in 1956. Wie de landkaart bekijkt, gaat vermoeden dat hier sprake is van een verloop van minder naar méér geïsoleerde dorpen, globaal van oost naar west, en van de rand van het eiland naar binnen toe (Poortvliet). Tholen was een eiland dat in de na oorlogse jaren „opengebroken" werd, en de verschillende dorpen kenden elk hun eigen „politieke cultuur" die aan dit openbreken steeds een specifieke vorm gaf. De algemene trend van ver lies van SGP aan PvdA werd plaatselijk door verschillende gebeurtenissen begeleid. Zo woedde er in Poortvliet in 1948 en in Sint Maartensdijk in 1954 een conflict over het stichten van een christelijke school, waarmee de S.G.P. haar sympathie verspeelde bij een aantal minder vurige aanhangers die de bestaande openbare school christelijk genoeg vonden. Door de conflicten werd een vorm van polari satie veroorzaakt die in andere dorpen vóór de oorlog ook reeds de A.R.P. - en soms de S.G.P. - fel tegenover de andere richtingen had doen staan.4 De belangrijkste relatie met de locale verhoudingen - waar we later ook nog op terug komen - is het feit dat de Hervormden die van de S.G.P. naar de P.v.d.A. vertrokken, voor de raads verkiezingen óók al niet op de S.G.P. stemden. Nauwkeurige berekeningen wijzen uit dat zij in Scherpenisse op de „Hervormde Lijst" stemden, in Poort vliet op de (hervormde) Lijst-van der Slikke en op de A.R.P.6, in Sint Maar tensdijk (naderhand) op de nieuwe arbeiders- en middenstandslijsten, in Sint Annaland op „Gemeentebelang" en nadien ook op de arbeiders/ middenstandslijst van F.J. Stols, en 182

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1990 | | pagina 24