Politiek op het eiland Tholen in de periode 1945-1971 haar eind toen de twee raadsleden onenigheid kregen. Nadat van 1958 tot 1962 nog slechts de éénmansfractie van de lijst-Potappel de traditie van Tazelaar voortgezet had, lieten de kiezers het er voorgoed bij zitten. Zij gingen over naar de Arbeiderspartij van Kees Moerland (vooral in '58) en de SGP (vooral in '62), en in mindere mate naar de CH/AR-lijst. De Arbei derspartij van Kees Moerland was overigens ook niet landelijk aan gesloten, maar had toch een soort PvdA-signatuur. Moerland werd te Stavenisse de nieuwe leidersfiguur, en dat was mogelijk door zijn gematigde opstelling, en omdat hij meelevend Hervormd was. Zowel op de kandidatenlijst van Tazelaar als op die van Potappel stonden in 1958 overigens personen die later voor de SGP in de raad zou den zitten. Dat de SGP te Stavenisse toch ook in een zekere relatie stond tot het plaatselijke localisme, bleek nog duidelijker in 1966, toen het SGP- raadslid N. Klippel met een eigen lijst uitkwam en weer de vroegere Potappel- aanhang uit de SGP en de Arbeiders partij voor zich wist te winnen. Dit laatste stekje van de boom van Tazelaar17 had met haar lijstaanvoerder een meer dui delijk Oud-Gereformeerd karakter dan haar twee voorgangsters. In de jaren zestig waren op Tholen trouwens nog meer plaatselijke partijen opnieuw ont staan, al dan niet geworteld in een of andere traditionele plaatselijke lijst. „Nieuwe" vrije lijsten Evenals met Klippel te Stavenisse het geval geweest was, betroffen de nieuwe partijtjes te Sint Annaland en Sint Maartensdijk lijsten rondom een ouder raadslid dat onvrede gekregen had met de eigen partij. In deze twee dorpen was het echter de PvdA-lijst, waar F.J. Stols en A.J. op den Brouw zich tegen begonnen af te zetten. Beiden vertegenwoordigden een gematigd socialisme, waren gericht op de plaatselijke verhoudingen en vrees den waarschijnlijk overvleugeld te wor den door jongere, of meer langs strakke - landelijk-bepaalde - lijnen denkende partijgenoten. Dat laatste hadden ze waarschijnlijk met Klippel gemeen. Uiteraard waren er genoeg ouderen die enigszins in de lijn van deze oude partij-mannen dachten en op Tholen werd de stap naar het stemmen op een vrije lijst nog steeds gemakkelijk gezet. Óp den Brouw in 1966 en Stols in 1970 haalden beide met elf procent van de stemmen nog net een zetel. Daarbij trok Stols (Sint Annaland) het duidelijkst ook stemmen die in 1966 op de „rechtse" lijst uitgebracht waren - een lijst met een SGP/AR/CH-achtergrond die vanaf 1967 haar drie zetels met SGP-ers bezette. Om nu te zeggen, dat ook hier een relatie bestond met „localisme", gaat te ver. In tegenstelling tot de lijst-Klippel vertegenwoordigden deze lijsten eerder een lijn als die van de landelijke partij DS'70 - de oude lijn van Drees. Wel dacht vooral Stols slechts aan dorps politieke zaken maar dat deden de plaatselijke SGP-ers en Christelijk- Historischen ook. Toch zijn er lijnen te trekken, zoals naar de positie van de Boerenpartij bij de verkiezingen van 1967: 4,8% in Sint Annaland - maar nog méér, 5,8%, te Stavenisse en veel minder in Sint Maartensdijk. Bovendien herinnert de gang van zaken in Sint Annaland aan wat we in een eerdere periode voor heel Tholen constateer den: kiezers die eventueel thuis gehoord zouden hebben in een ouder wetse ARP of CHU en zich „desnoods" tot de SGP wendden, waren vatbaar voor de lokroep van gematigd links. Voor hen bestond er geen geschikte landelijke partij, maar een plaatselijke kandidaat voldeed waarschijnlijk nog het best aan hun wensen. In het Westen van Tholen bleef deze situatie blijkbaar het langst bestaan, in ieder geval tot aan de gemeentelijke her indeling in 1971.18 Verzet tegen „groot Tholen" Weinig gemeentelijke herindelingen riepen bij de bevolking van de betrok ken kernen zoveel weerstand op als de in 1971 gerealiseerde samensmelting van de zeven Thoolse gemeenten tot „groot Tholen". Geen wonder, waar men de naburige dorpen over het algemeen als behoorlijk „anders" ervoer - hoe men dat dan ook uitdrukte. Puur „localisme" was vermengd met vrees voor overheersing en met nog andere motieven, sommige van levensbeschouwelijke aard. Bovendien trof de maatregel natuurlijk in de eerste plaats de zittende gemeentebestuur ders, die hun functie zouden moeten inleveren. Vooral zij stelden zich te weer. Waren er in de confrontatie die volgde nu duidelijk „localistische" stel- lingnames bij bepaalde groeperingen terug te vinden? Toen in 1965 voor het eerst sprake was van plannen voor groot-Tholen, zonden de gezamenlijke raden van het eiland een negatief advies aan het provinciebestuur. Van de individuele raadsleden waren alléén de CHU-er Lindhout te Sint Maartensdijk en de mannen van de Arbeiders- en PvdA- fracties vóór samenvoeging. Met uit zondering dan weer van Stols te Sint Annaland die toen nog voor de PvdA zitting had19, en de complete PvdA- fractie van Sint Maartensdijk die beangst was door de streng confessio nele fracties van de omringende dor pen overvleugeld te zullen worden. In Tholen-stad, maar vooral te Oud-Vossemeer waar de hele bevol king wat „ruimer" leefde dan in de andere dorpen, vormde overigens die zélfde angst de achtergrond van de wens tot zelfstandigheid. De grote tegenstand tegen samen voeging leidde in 1966 tot de publicatie van een rapport van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten dat een ver deling van het eiland in drie gemeenten voorstelde. Toen de raden om reacties gevraagd werd, handhaafden maar drie raadsleden een radicaal „nee" tegen elke samenvoeging: de fractie van de SGP en N. Klippel te Stavenisse. Zij vreesden voor verwaarlozing van hun dorp in beide plannen. Een vol gende peiling in 1967, die om het oor deel vroeg van de in '66 nieuw gekozen raadsleden gaf weinig verandering te zien: het drie-gemeenten plan werd aanvaard door de raden van Poortvliet en Sint Annaland, de enkele ARP-er en de meeste SGP-ers, algehele samenvoeging had de voorkeur van de raad van Scherpenisse en over het algemeen van de PvdA, VVD- en CH-fracties.20 In het volgende jaar, 1968, toen alge hele samenvoeging onontkoombaar leek te worden en de gezamenlijke politieke partijen beraadslaagden, bleek de SGP unaniem tegen. De ARP, CHU en KVP waren - met wat nuance verschillen - voorlopig ook tegen 187

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1990 | | pagina 29