Politiek op het eiland Tholen in de periode 1945-1971 samenvoeging, de VVD en PvdA vóór. Alleen de raad van Oud-Vossemeer beet fel van zich af, gesteund door een actie-comité: men vreesde dat de strenge SGP-beleidslijn ten opzichte van het sport- en cultuurbeleid verplicht aan Oud-Vossemeer opgelegd zou worden.21 Toen na de raadsverkiezingen in 1970 voor de laatste maal een oordeel van de Thoolse raadsleden gevraagd werd, bleken tot aller verrassing twee (van de vier) SGP-raadsleden in Tholen-stad vóórstander van herindeling te zijn. Oud-Vossemeer was nog steeds geheel tegen, net als de 17 andere SGP-ers in de raden van het eiland, twee van de drie ARP-ers, zes van de zeven CHU-ers en de twee vertegen woordigers van de plaatselijke lijsten in de andere zes gemeenten. De sterke positie van de tegenstanders van samenvoeging in AR/CH-kring werd veroorzaakt door het feit dat deze partijen nogal sterk waren in Poortvliet en Scherpenisse, die als kleine kernen het meest de éénwording vreesden. Gezien het feit dat de SGP ook landelijk steeds gemeentelijke herindeling af keurde, en gezien de stellingname van de plaatselijke ARP en CHU, kan men bezwaarlijk zeggen dat de Thoolse SGP-ers zich een bijzonder localistisch standpunt aanmaten. Hoogstens kan gezegd worden dat de raadsleden van de protestantse partijen en de vrije lijsten zich langer verweerden tegen herindeling dan de andere fracties. De problematiek van de kleine kernen (Stavenisse, Scherpenisse en Poort vliet) en de vrees voor overheersing door een meerderheid van streng- confessionele signatuur (Oud-Vosse meer, de arbeidersfractie te Stavenisse en Sint Maartensdijk) bepaalden in een later stadium veel méér de scheids lijnen. Wel kan in de gang van zaken een bewijs te meer gezien worden, hoe sterk de ARP en CHU op het eiland (in mindere mate in Tholen-stad en Oud- Vossemeer) aan de Staatkundig Gereformeerden verwant waren. In de tien jaar voor de herindeling was het verschil tussen de protestantse partijen onderling echter op een andere manier duidelijk aan de dag getreden, en wel naar aanleiding van de recreatie. De recreatie als nieuwe splijtzwam Na een periode van betrekkelijke eensgezindheid in de Thoolse gemeenteraden, veroorzaakte in de jaren zestig de uitdaging van de toe nemende trek van dagjesmensen de grootste controverses. Voor het eerst sinds lange tijd werden er weer grote beslissingen gevergd waarbij althans voor de Staatkundig Gereformeerden de principes - meestal de zondags heiliging - in het geding waren. Aan het begin van de jaren zestig had de SGP nog enige medestanders toen ze een subsidieverzoek van de regio nale VVV aan de zeven gemeenten afwees: de Oud-Vossemeerse ARP schaarde zich achter het algemene SGP-argument van de zondagsrust, en de Arbeiderspartij en „Gemeente belangen" te Sint Annaland, en de Poortvlietse ARP en CHU stemden tegen omdat ze vonden dat de belang hebbenden maar voor hun eigen kosten moesten opdraaien. Dat laatste motief voor afwijzing werd destijds overigens veel gehoord: subsidie was lang niet algemeen geaccepteerd. Wat later in de jaren zestig was de recreatie al zozeer toegenomen dat beslissingen over infrastructurele voor zieningen zoals jachthavens en ver breding van wegen zich opdrongen. Sint Annaland moest daarbij de spits afbijten, en de SGP-fractie raakte er faliekant verdeeld over het beleid. Wethouder J. Moerland, die vond dat hij als wethouder in het belang van de gemeente niet mocht weigeren om mee te werken aan het door de andere partijen aanvaarde plan voor inrichting van een jachthaven, stuitte op felle oppositie van zijn SGP-fractiegenoten A.J. Kurvink en vooral J.A. den Engelsman. Net als de SGP-fracties van Stavenisse en Scherpenisse, weigerden zij tot aan de herindeling elke ordening op het gebied van recreatie in verband met de zondags rust. Daarmee stelden zij zich op een strenger standpunt dan de landelijke SGP-leiding. Net als te Sint Annaland vertoonde de Sint Maartensdijkse SGP-fractie een aarzelende houding. Zonder voor recreatie te kiezen hechtte zij toch haar goedkeuring aan bepaalde uitgaven op dat gebied. Tholen, Poort vliet en Oud-Vossemeer kregen veel minder met de recreatie te maken. Toch waren er twee momenten waarop van alle Thoolse gemeenteraden gelijktijdig een uitspraak over de re creatie werd verlangd. In het voorjaar van 1967 schreef het Thoolse Water schap alle gemeenteraden aan met een voorstel voor een nieuwe „keur" op de dijken rond het eiland, waarin vastgelegd zou worden welke dijk vakken voortaan voor het publiek opengesteld zouden worden. In de winter van hetzelfde jaar moesten alle gemeenteraden zich nog eens buigen over een voor het hele eiland geldend ontwikkelingsplan ten behoeve van de recreatie. De recreatie op Tholen was immers fors toegenomen. Het ging echter vooral om dagjesmensen, die bij voorkeur op zondag kwamen, uiteraard een doorn in het oog van de SGP. Van de 17 SGP-raadsleden stemden negen vóór de invoering van de keur, acht tegen omdat ze geen deel wens ten te hebben aan of verantwoordelijk heid wilden nemen voor de recreatie die op zondag aan de dijken plaats vond. De acht tegenstemmers waren de hele SGP-fractie te Stavenisse, en een deel van die te Sint Annaland, Scherpenisse en Tholen-stad. Bij het ontwikkelingsplan stemden alle fracties unaniem: die van Stavenisse, Sint Annaland22, Sint Maartensdijk en Scherpenisse tégen (elf man), die van Oud-Vossemeer, Tholen en Poortvliet vóór (zes man). Noch het plan, noch de keur werden door dit stemgedrag beïn vloed, alleen werd doordat te Stavenisse de keur afgestemd werd - de SGP en Klippel hadden er de meerderheid - deze vertraagd en onder dreigementen van het Waterschap ingevoerd. Waarschijnlijk heeft de strak negatieve houding van de meeste SGP-fracties aangaande recreatie (incluis haar hou ding ten opzichte van sportbeoefening) een rol gespeeld bij het verlies van de SGP bij de eerste raadsverkiezingen die in 1971 voor „groot-Tholen" wer den gehouden.23 De Thoolse bevolking was inmiddels alweer een tiental jaren gewend aan de recreatie en had gemerkt dat de eigen beleving van de zondagsrust er niet in erge mate door gehinderd werd. Bovendien was in middels, ook te Stavenisse, de recre atie als steun voor de plaatselijke middenstand erkend.24 Behalve voor Sint Annaland in 1966, zijn er geen aanwijzingen dat de stellingname in recreatiezaken de SGP in de jaren zestig al stemmen kostte. 189

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1990 | | pagina 31