Boekbesprekingen
Beelden uit het industrieel verleden
van de Kanaalzone
W. H. P. Scholten (samensteller)
Uitg. De Koperen Tuin, Goes 1990
ISBN 90.72138.103.9
80 pagina's met foto's
Prijst 17,90
Deze derde publicatie van de Werk
groep Industriële Archeologie van de
Zeeuwse Culturele Raad behandelt het
industrieel verleden van de Kanaal
zone, die Zeeuwsch-Vlaanderen in
tweeën deelt. In de eerdere publicaties
van de werkgroep werd het industrieel
verleden van Schouwen-Duiveland
(T. H. de Graaf, Schouwen-Duiveland
met de klok mee, Middelburg 1989)
en van Walcheren (A. F. Franken,
Walcheren in het spoor van bedrijf
en techniek. Middelburg 1988) behan
deld. (zie de boekbespreking van
P. Don in Zeeuws Tijdschrift 40-4,
P. 157,158.) Samen vormen de drie
publicaties een eerste inventarisering
van het niet bijzonder rijke maar toch
wel zeer typische industriële verleden
van een overwegend agrarisch en
toeristische provincie.
In dit deel komt het 150-jarig industrieel
verleden van de Kanaalzone aan bod,
een verleden dat ten engste gerelateerd
is aan de opening van het Kanaal van
Gent naar Terneuzen (1827) en de
aanleg van spoorlijnen naar het achter
land rond 1870. Al spoedig tekenden
zich de wolken van de industrialisering,
die in België veel eerder doorzette dan
in het op handel georiënteerde Neder
land, boven Zeeuwsch-Vlaanderen af.
Na de doorwrochte inleiding van de
samensteller volgen 11 bijdragen over
een gelijk aantal industriële bedrijven
die identiek van opzet zijn. Eerst wordt
iets over de architectuur van het object
in kwestie verteld waarna de geschie
denis van het onderwerp wordt be
schreven. De bijdragen worden afge
sloten met een schets van de huidige
toestand van de bedrijven, die meestal
weinig meer gemeen heeft met de
uitgangssituatie.
Het boek is met een zeker gevoel voor
stijl uitgevoerd en uit de bijdragen is
een duidelijk beeld van de ontwikkeling
van de zware industrie in Zeeuwsch-
Vlaanderen te distilleren. Op het boek
valt weinig aan te merken. Alleen de
bijdrage van B. Bouwman over de
Compagnie Néerlandaise de l'Azote te
Sluiskil hield in medias res op. Wilde
Bouwman ons misschien nog iets
vertellen over de speciaal voor het
hoger personeel aangelegde villawijk,
de Cité, wier bewoners na verloop van
tijd een beter heenkomen zochten
omdat bij noordenwind een dikke laag
roet het idyllisch woonoord bedekte?
Deze industriële regen zegende meer
dan 20 jaar de verlaten villawijk welke
steeds meer op een neo-realistisch
decor uit de Cine-Citta studio in Rome
ging lijken. Misschien heeft de
Italiaanse directie van het bedrijf nog
vage plannen gekoesterd er een film te
laten schieten maar daaraan is dan
een definitief einde gemaakt door de
huidige Noorse directie van het bedrijf,
die de Cité gesloopt heeft. Alleen het
dichtgetimmerde voormalige directie
kantoor dat bij de ingang van de Cité
stond, herinnert ons aan dit vervlogen
teken aan de wand van de industrie.
Nu dit boek verschenen is, ben ik
benieuwd of de werkgroep in de
toekomst ook haar licht zal laten
schijnen over de 'lichtere' industrie.
In het geval van Zeeuwsch-Vlaande
ren denk ik dan met name aan de vrij
omvangrijke textielindustrie die haar
bloeitijd van de jaren twintig tot de
jaren zestig van deze eeuw kende. De
textielfabrieken met hun karakteristieke
puntsgewijs toelopende daken van
gewapend glas waarin de temperatuur
hoog kon oplopen. Deze zweethallen
waren horizon-bepalend voor vele
arbeid(st)ers in Zeeuwsch-Vlaanderen.
Tevens denk ik aan klompenmakerijen,
bierbrouwerijen, steenbakkerijen en
zeker niet in de laatste plaats aan de
snoepfabrieken waaruit geuren
ontsnapten die alle kinderen de
fantasie op hol deed slaan. Alles bij
elkaar genomen lijkt de arbeid voor de
werkgroep pas begonnen.
P.V.D.V.
Bouw van gashouders (1949} op het terrein van de Compagnie Néerlandise de l'Azote (1949).
196