De overherigheid en overschaligheid voorbij en regionale samenlevingsverbanden, of dat het animo van vrijwilligers in de gecentraliseerde organisaties te willen participeren vermindert, wordt daarmee op de koop toe genomen. Pluralisme lijkt een - in Zeeland - niet bestaand begrip. Het is niet verwonderlijk dat binnen de instelllingen de 'overherige' bestuurs cultuur zich reproduceert: Instellingen zijn in veel gevallen sterk hiërarchisch opgebouwd; De directies worden door bestuur ders (ons kent ons) door dik en dun gesteund, maar kunnen door de zelfde bestuurders ook sterk onder druk gezet worden; Ondernemingsraden leiden vaak een armetierig bestaan. Het provinciaal bestuur heeft als sub sidiegever te maken met koepelinstel lingen en ondersteunende organisaties. In opdracht van het provinciebestuur heeft een onderzoeksbureau in 1988 een analyse gemaakt van dit veld en op grond daarvan het bestuur enkele alternatieven voorgehouden. Het rap port heette veelbetekenend "Ons kent ons". Er wordt een vervolgonderzoek ge daan. Beide initiatieven kosten, voor Zeeuwse begrippen, handenvol geld; de weerstand vanuit het veld is groot en ook door statenleden wordt het nut van deze operatie sterk betwijfeld. In het denken van Gedeputeerde Staten wordt het maatschappelijk middenveld verengd tot een 'tussenstructuur', een instrument om 'van bovenaf' doelen te realiseren. Daarbij valt op dat in de gehele 'welzijnsoperatie' niet zozeer een discussie over maatschappelijke doelstellingen centraal staat dan wel een andere ordening van functies. Het denken over sociale vernieuwing is in Zeeland als het ware verschoven naar een discussie over de aan- of afwezigheid èn herschikking van 'func ties'. In zo'n denkwijze is het logisch dat een autonome tussenstructuur als hinderlijk wordt gezien of dat deze, in de ogen van de bestuurders, 'over bodige' functies vervult. Als een overbodige functie wordt nogal eens gezien de functie van 'beleids advisering' aan Gedeputeerde Staten vanuit de 'tussenstructuur': 'Beleids advisering? dat kunnen onze ambte naren ook wel; of we van maken de adviseurs ambtenaren. 'Het provinciaal bestuur heeft door de nota 'Zeeland aan zet' in aanzet een zeer te waarderen antwoord gegeven op de 'overschaligheid' waarmee deze provincie telkens door 'Den Haag wordt benaderd. Helaas wordt niet tegelijkertijd afstand genomen van de eigen overherigheid. Een ander knelpunt voor de ontplooiing van sociale vernieuwing in Zeeland vormt het gebrek aan dadendrang van Stichting Zeeland. Dit instituut heeft na de oorlog als provinciaal opbouworgaan een zeer belangrijke rol gespeeld bij het totstandbrengen van een netwerk van sociale voorzieningen. Het haakte in op voor Zeeland cruciale momenten als de industrialisatie, ruilverkavelingen, de Watersnood in 1953 en de daarop volgende Deltawerken. Er werd nauw samengewerkt met de PPD en het ETI. Later is de opbouwfunctie noodge dwongen meer en meer losgelaten en inmiddels fungeert Stichting Zeeland voornamelijk als een verzameling raden en als service-instituut voor consulenten. Door de 'radenstructuur', die opzichzelf beschouwd niet typisch Zeeuws is, is het niet meer mogelijk een integraal welzijnsbeleid te ontwerpen. Voor het totstandbrengen van sociale vernieu wing is een verkokerde structuur echter een hindernis. Of Stichting Zeeland in de voorafgaan de decennia ook een 'autonome' rol vervulde vormt nog een punt van dis cussie. Gezien de heersende bestuurscultuur in Zeeland is dat niet waarschijnlijk, maar misschien was de behoefte daaraan toen nog niet zo groot. Nu wordt zo'n autonome rol node gemist. Ik voorzie dat ook het provinciaal bestuur, nu het zich via 'Zeeland aan Zet' een voorstander heeft getoond van een integrale beleidsvoering, zal mer ken, dat een instituut dat integrerend denkt en inhoudelijke dwarsverbanden aanbrengt en ook op eigen initiatief belangrijke strategische concepten ontwikkeld en ten uitvoer brengt, in Zeeland op het terrein van de sociale innovatie ontbreekt. Daardoor kunnen kansen gemist worden. Hoewel er bij Stichting Zeeland een groot aantal mensen werkt, steekt de huidige 'uitstraling' van dit instituut af bij haar verleden, toen met een bureau met minimale bezetting werd gewerkt. Toch zou dit instituut het voortouw hebben kunnen, nee, móeten nemen op het terrein van de sociale vernieu wing in Zeeland. Criteria voor een alternatief Er worden - ook in grensoverschrij dende zin - diverse ontwikkelingen in gang gezet met betrekking tot de ver sterking van de economische potenties en de ruimtelijke structuur van Zeeland. De aandacht voor het sociaal-culturele facet is, zoals hiervoor betoogd, beperkt. In het denken over een alternatief is het belangrijk de ontplooiingskansen van het maatschappelijk middenveld te accentueren, waarbij ontplooiing voor het middenveld in Zeeland in het bij zonder betekent zich te kunnen ont trekken van of weten om te gaan met 'overherige' verhoudingen. Problemen van het middenveld Het denken over de rol en de plaats van het maatschappelijk middenveld is, Figuur 1: Zeeland in de eerste decennia na \N.O. II; de overgang van een agrarische naar eën industriële samenleving. 167

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1990 | | pagina 9