Architektuur en plein publiek Corbusier'. Architekten moeten van het uit dit soort associaties bestaande woordenboek gebruik maken; het is als het ware hun taal, waarin de hele architektuurgeschiedenis vast ligt. Gebruik van de woorden roept wel altijd de vraag van het waarom op. Waarom dit 'woord' op deze plek? Die vraag moet beantwoord worden, anders is elke communicatie onmogelijk. Bij architektuur als betekenis gaan we een stapje verder. We gebruiken de 'woorden' uit het boek nog wel, alleen we voorzien ze van een nieuwe betekenis. Dat kan, maar verdient, dat zal duidelijk zijn, uiterste zorgvuldig heid. Vandaar dat architekten die op die manier schrijven aan de historie van hun vak, alle mogelijke moeite doen om uitleg te geven en daarin zo duidelijk mogelijk trachten te zijn. Overigens is het verkeerd te denken dat die architektuur daarmee tot iets onbegrijpelijks of mystieks wordt. Dat gevaar bestaat wel, maar komt zelden voor. Eigenlijk zien we heel de architektuurgeschiedenis door zulke gebouwen verschijnen. Een mooi voor beeld hiervan is de periode die Renaissance genoemd wordt. Daar worden klassieke beelden tot totaal nieuwe begrippen door de herinter pretatie ervan door de architekten. Die omvorming gaat gepaard met een omvangrijke geschreven produktie. Traktaten en ordeboeken, vertellen zeer uitgebreid over de betekenis van de gebouwen. Het lezen en interpreteren van de informatie die al bouwend verstrekt wordt, is meestal het probleem. Zo groot zelfs, dat we het nauwelijks nog kunnen en ons daarom steeds weer verkijken op het uiterlijk. Nu, in onze tijd, die erg gericht is op het beeld; informatie die we via onze ogen bin nenkrijgen, moeten we een arsenaal aan kennis voor handen hebben, om door te dringen tot de betekenis van architektuur. Als het eenmaal lukt, zal een hernieuwd begrip ontstaan. En dat hebben we hard nodig om konsepten te kunnen maken die nieuwe ideeën en gedachten in zich dragen. 'A striped horse is not a zebra' formuleerde de6 amerikaanse architekt Louis Kahn, en gaf daarmee in feite de eerste aanzet tot het konseptuele denken in de architektuur. Weinig plannen op de zeeuwse manifestatie getuigen van een konseptuele onderbouwing. De kluizenaarswoning van Monfils is een ontwerp dat door zijn behandeling van de woning duidelijk maakt wat wonen in onze tijd zou kunnen zijn. Konseptueel is het niet. Door het huis zover boven de grond te tillen, worden wel tal van vragen opgeroepen, die interessant zouden kunnen blijken. Jammergenoeg worden ze nog niet helemaal beantwoord. Al heeft het ontwerp een evident voorbeeld7, de intentie dieper door te dringen in het wonen, draagt bij tot de discussie die het (zeeuwse) architektenvak te vaak ontbeerd. NOTEN EN BRONVERMELDING 1. 2. 3. 4. 5. vergelijk Alexander Tzonis 'Klassieke architektuur, de poëtica van de orde.' SUN Nijmegen, 1983,1989 vergelijk David Watkin over Karl Friedrich Schinkel 'Royal patronage and the picturesque' AD profile 23. dit is het enige ingezonden ontwerp dat z'n idool vermeldde: de franse architekt Jean Nouvel. uit een interview met Rem Koolhaas, gepubliceerd in Archis 3-89, pag. 42 t/m 45 uit het artikel door Hans van Dijk 'Het onder wijzersmodernisme; van inspiratiebron tot ballast, de moderne traditie in Nederland.' Archis 6-90, pag. 8 t/m 12 uit de lezing van Louis I. Kahn 'Silence and light' voor ETH te Zurich, 1965 (vertrouwelijk) de woning van prins Carnaval, ontwerp door architekt Wim van de Bergh, 1986. J.d.K. 6. 7. Ontwerp: D. F. Monfils. 224 Ontwerp: J. J. de Koning.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1990 | | pagina 26