1903: De Koorkerk te Middelburg van de ondergang gered
waarschijnlijk wel bereid zijn het
herstel ter hand te nemen en was
daarmee een monument gered. Het
zou wellicht aanbeveling verdienen
eerst hulp te bieden bij de restauratie
van de Koorkerk en daarna bij het
minder dringende herstel van de
Nieuwe kerk.
De Koorkerk gered
Na kennis genomen te hebben van de
bezwaren van de Oudheidkundige
Commissie, verklaarden B en W van
Middelburg zich voorstanders van het
behoud van de Koorkerk! De commis
sie gaf het Provinciaal College van
Toezicht vervolgens in overweging het
besluit van de kerkvoogdij niet goed te
keuren. De motieven waarop men zich
in het schrijven aan het Provinciaal
College baseerde, werden behalve aan
de kerkvoogdij ook aan de minister ter
kennis gebracht.
Niet alleen werden hierbij de eerder
genoemde bezwaren tegen de sloop
uit historisch, archeologisch en
praktisch oogpunt nog eens
gememoreerd, maar ook werd gesteld
dat een geheel nieuw kerkgebouw met
de inrichting daarvan veel meer zou
gaan kosten dan het restaureren en in
orde brengen van de oude kerk.
Urr- :f r
De klacht over het 19 meter hoge en
daardoor "koude en kille" kerkgebouw
werd overdreven geacht. De Nieuwe
kerk en de Oostkerk waren nog veel
grotere ruimten, zonder dat daarover
ooit ernstige klachten werden
vernomen. Bovendien zou de Koorkerk
eventueel veel gemakkelijker te
verwarmen zijn dan de beide andere
kerken, zowel door haar vorm als door
haar gunstiger grondplan.
"Indien de Koorkerk op oordeelkundige
wijze en met goede materialen
gerestaureerd wordt zal zij minstens zo
lang in stand blijven als zij nu reeds
bestaat"
Inmiddels was de tegenstand tegen de
voorgenomen afbraak zo algemeen
geworden en de hulp die werd
toegezegd om tot een acceptabele
oplossing te komen zo aanmerkelijk,
dat het niet behoeft te verwonderen dat
de kerkvoogdij bakzeil haalde.
In februari 1903 stelde Frederiks het
ministerie officieel in kennis van het feit
dat de kerkvoogden en notabelen geen
uitvoering zouden geven aan hun
besluit tot het afbreken van de
Koorkerk.
Er werd f 5000,— beschikbaar gesteld
voor de restauratie der gewelven en
daarmee was het pleit dus gewonnen
en de Koorkerk in de Abdij van
Middelburg gered!
noten
ARA, Ministerie van Binnenlandse Zaken, afd.
K en W 1875-1918, dossier nr. 1146.
2) Voor een apart artikel over deze eerste
Rijksbouwkundige zie: G. Sophia van Holthe tot
Echten, "De Rijksbouwkundige Jacobus van
Lokhorsten zijn Bureau 1878-1906", Bulletin
KNOB 85 (1986), 193-209.
3) Het is merkwaardig dat in de wandelgangen
steeds gesproken wordt over "de restauratie
van Frederiks", terwijl uit de bronnen
overduidelijk blijkt dat hij alleen met het toezicht
op de uitvoering van de werkzaamheden was
belast en zijn instructies van hogerhand kreeg.
De restauratiegeschiedenis van de Zeeuwse
bestuursgebouwen in de Abdij vormt een
onderdeel van een door mij bij de Rijksdienst
voor de Monumentenzorg te Zeist ingeleverd
manuscript.
4) Middelburgsche Courant 1 april 1899. In grote
lijnen kwam zijn lezing neer op hetgeen later
door hem gepubliceerd zou woren in De
Ingenieur van 30 juli 1904, nr. 31
6) De Middelburgsche Courant geeft de volgende
bijzonderheden."De Koorkerk alhier buiten
gebruik gesteld tengevolge van de bouwvallige
toestand waarin zich het gewelf bevindt"
(11-9-1899).
"Een onderzoek ingesteld naar de toestand der
Koorkerk" (Bijvoegsel 6-11-1899).
"Gerapporteerd dat het verder gebruik der
Koorkerk zonder herstelling niet kan worden
aangeraden" (30-12-1899).
6) Middelburgsche Courant 23 januari 1903.
7) Deze Oudheidkundige Commissie, in het leven
geroepen door het uitvoerend bestuur van het
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen,
had tot taak het opsporen, behouden en
bekend maken van de overblijfselen van kunst
en oudheid in Zeeland.
middelburg.
RAT IE KOORKERK EN AB
Het Koorkerkhof, met links de koorsluiting van de Koorkerk, kort na 1900. Prentbriefkaart,
eigendom van Dr. C.A. van Swigchem.
232