De essentie van het leven verbeeld De Goncourts noemen hem vaak in hun bekende dagboek, zij beschouwden hem vooral als 'zedekundig' schilder van de zelfkant; anderen, om te beginnen Baudelaire, zagen in de eerste plaats zijn originaliteit en kundigheid. Manet schilderde in 1879 zijn portret en Delacroix heeft eens Nadar twee van zijn eigen tekeningen aangeboden in ruil voor Guys' aquarel Rue Maubué (1840). Men kan de kunstzinnige ontwikkeling van Guys in zijn werken volgen; een aanvankelijke neiging naar het romantische, een langzame groei van statische figuren naar beweeglijke, een steeds grotere gevoeligheid voor ruimte, licht en kleur, eerst fel, later subtieler, zijn volledige ontplooiing tot impressionist en uiteindelijk, in zijn laatste jaren, een drang naar primitieve vormen, een donkere en zware lijn en steeds dikker aangebrachte inkt. Hoewel zijn tijdgenoten hem bewonderden en sommigen hem als de voorloper van Toulouse-Lautrec beschouwden, is hij nooit zo bekend geworden als de andere Impressionisten. Voor een deel is dat te wijten aan het feit dat hij alleen tekeningen en aquarellen maakte, maar belangrijker was zijn houding ten opzichte van roem. Hij wilde niet bekend zijn, als hij al moest signeren, dan was het als C.G. en als Baudelaire beslist een artikel aan hem wilde wijden, dan was de omschrijving M.G. (Monsieur Guys) voldoende. Zijn laatste levensjaren bracht Guys in armoede door, toch leek een grote wens nog in vervulling te gaan: vrienden brachten het geld bijeen voor een bezoek aan zijn geboortestad, "ce Flessingue". In 1885 werd hij op een avond bij het oversteken van een straat aangereden door een rijtuig en met een dubbele beenbreuk in een hospitium opgenomen. Volgens sommigen had hij toen de reis naar Vlissingen al achter de rug, volgens anderen stond hij op het punt te vertrekken. Zeker is dat hij nog zeven lange en eenzame jaren heeft geleefd, af en toe door zijn vrienden, vooral Nadar, bezocht. Willem Frederik Hermans publiceerde in 1989 de roman Au Pair, de avonturen van Paulina, de lange studente uit Vlissingen, als au pair in Parijs. Het werk van Guys speelt een belangrijke rol in het boek. Hermans lijkt met zijn roman Guys aan de relatieve vergetelheid te hebben ontrukt. Relatief, want bijvoorbeeld in 1895 werden er twee herdenkings tentoonstellingen aan hem gewijd in Parijs, in 1952 was een Guys- tentoonstelling hèt succes van het Parijse seizoen (het Zeeuws Tijdschrift besteedde er ruimschoots aandacht aan) en in 1954 had in Vlissingen een tentoonstelling van meer dan honderd La Loge, Guys (ca. 1865/1867). werken van Guys plaats. Parijse musea als het Musée de Carnavalet, het Musée des Arts Décoratifs en het Louvre, het Musée du Petit Palais in Genève, het museum Boymans-van Beuningen en het Kröller-Müller, de enige musea in Nederland die werken van Guys bezitten, hadden materiaal afgestaan. Daarnaast was er werk uit particuliere collecties. De meeste bezoekers kwamen van buiten Zeeland. Is dat de reden dat men zich nu niet aan een grote tentoonstelling heeft gewaagd of speelt tijdgebrek een rol? Men krijgt de indruk dat de in het kader van de Zeeland Cultuurmaand gehouden tentoonstelling nogal gehaast in elkaar is gezet. Informatie over de werken ontbrak bij de tentoonstelling zelf. Het is natuurlijk mogelijk dat dit doelbewust werd gedaan: in zekere zin spreken de werken voor zich. Wie meer wilde weten was aangewezen op de catalogus, die weliswaar mooie afbeeldingen bevat en een veel rijker terrein beslaat dan de tentoonstelling, maar geen helder en beknopt overzicht van leven, werk en invloed van Guys geeft. Een feest van kleur Heel anders van opzet was de tentoonstelling van Post-impressio- nisten in het Noordbrabants museum in Den Bosch, georganiseerd door de Noro Group of Companies, een 40-tal beleggingsfondsen, in nauwe samenwerking met het museum. Een tentoonstelling van grote veelzijdigheid en indrukwekkende schoonheid. In alles eromheen proefde men de zorgvuldigheid, kennis van zaken en betrokkenheid van de organisatoren. Zonder een ruime financiële ondersteuning was dat resultaat onmogelijk geweest. Het is vaker gezegd: in het kader van de bezuinigingen van overheidswege is voor het particulier initiatief een belangrijke rol weggelegd. Daarbij hoeft men niet direct aan commerciële activiteiten, zoals die rond het Van Gogh-jaar plaats hadden, te denken. Als men zich zo bescheiden opstelt als de Noro Group of Companies het hier heeft gedaan, dan lijkt zo n initiatief altijd een goede zaak. 206

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1990 | | pagina 8