De essentie van het leven verbeeld Wetenschappelijk werd de expositie voorbereid door John Sillevis, conservator 19e eeuwse schilderkunst van het Haags Gemeentemuseum, in samenwerking met de kunsthistorici Hans Verbeek en Hans Kraan. Zij zorgden voor ter zake doende en duidelijke informatie bij de tentoonstelling zelf en een prachtige catalogus met een uitstekende inleiding van John Sillevis, biografische schetsen en een portret van alle deelnemers en, vooral, met heel mooie afbeeldingen van alle geëxposeerde werken. In 1976 had in het Haags Gemeente museum de expositie Licht door kleur, voornamelijk gewijd aan de Nederlandse divisionisten, plaats en in 1988 hield het Van Gogh-museum in Amsterdam de tentoonstelling Neo- impressionisten, Seurat tot Struycken. Twee interessante en ook mooie tentoonstellingen, die men heel goed als voorlopers van de hier besproken, Post-impressionistische kan beschouwen. Een feest van kleur strekte zich over een breder terrein uit, maar niet zo breed als dat van de Royal Academy in Londen, die in 1979 een grote overzichtstentoonstelling van het post-impressionisme in Europa presenteerde. In Den Bosch werd als uitgangspunt gekozen voor de voornaamste kunst stromingen in Frankrijk vanaf het Neo- impressionisme tot en met het Fauvisme, met daarop aansluitend de invloeden op Belgische en Neder landse tijdgenoten. Vanzelfsprekend begon men bij het Impressionisme en eindigde men bij uit het Post-impressionisme en Fauvisme voortgevloeide richtingen. Bijna alle tentoongestelde werken zijn afkomstig uit privé-collecties; het noordbrabants museum huisvestte een unieke verzameling van hoog niveau. Zo stelde H.H. baron Thyssen- Bornemisza uit Lugano 12 topwerken uit zijn beroemde verzameling ter beschikking. Daaronder Gauguins Mata Mua (1892), op Tahiti geschilderd, een duidelijk voorbeeld van Gauguins streven met vormen en kleuren een ideële wereld op te roepen. Uit dezelfde collectie is Bonnards (ook wel 'Ie Nabi trés japonard') prachtige portret van de in Rusland geboren, in Parijs midden in het intellectuele leven staande 'muze' Misia Godebska (1908) afkomstig, evenals Van Goghs Les Vessenots a Auvers (Huizen in een landschap, 1890), een van de emotionerende landschappen (met die merkwaardig hoge horizon!) uit diens laatste, koortsachtige werkperiode. Muur na muur vol met de meest prachtige werken. Monet, Degas, Toulouse-Lautrec, Breitner en Isaac Israëls. Als bizarre noot Ensors Le théatre des masques (het theater der maskers, 1908). Pissarro en Cézanne, de laatste onder meer met Portrait de paysan (Portret van een boer, 1901 1906). Typerend voor dit portret uit Cézanne's late periode is zijn uitspraak: "Tekening en kleur onderscheiden zich volstrekt niet; naarmate je schildert, teken je ook; hoe meer de kleur harmonieert, hoe scherper de tekening is Het vinden van de juiste contrasten en betrekkin gen tussen de verschillende tonen, dat is het geheim van de tekening en van het modelé." Van de symbolist Odile Redon bijvoorbeeld het decoratieve schilderijtje Coquelicots (Klaprozen, 1905). Er bestaan drie versies van, die zich alle drie in Nederlands bezit bevinden; dit exemplaar is de laatste, meest schematische versie. Redon werd wel de 'Mallarmé de la peinture' genoemd. Zelf omschreef hij zijn invloed als volgt: "Mijn nieuwe bijdrage was vooral, dat ik de onwaar schijnlijkste wezens volgens de wetten van de waarschijnlijkheid tot leven heb gewekt, doordat ik, voor zover mogelijk, de logica van het zichtbare in dienst van het onzichtbare stelde. Een dergelijke tekening ontstaat heel gemakkelijk en natuurlijk uit de visie van die geheimzinnige schaduwwereld, die Rembrandt voor ons als eerste heeft laten spreken." Ongetwijfeld heeft hij daarbij gedacht aan zijn studies van het oog, met de mythische figuur van de Cycloop als uitgangspunt. Dan de Neo-impressionisten van de tweede bloei; een overweldigend kleurgebruik, spel van licht en schaduw, in de werken van Cross, Signac en Van Rijsselberghe. Van laatstgenoemde was er ook het tere Brume matinal (Gezicht op Veere, 1906), geschilderd in de nabloei van zijn neo-impressionistische periode. Van Rijsselberghe nam in 1914 deel aan de door Toorop tussen 1911 en 1920 in het Zeeuwse badplaatsje Domburg georganiseerde zomer- tentoonstellingen. Toorops Duinen en zee bij Zoutelande (1907), eveneens te zien geweest op de tentoonstelling in Den Bosch en afkomstig uit het Haags Gemeentemuseum, is hoogst waar schijnlijk het Duinen bij Zoutelande, dat Duinen en zee bij Zoutelande, Toorop (1907). 207

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1990 | | pagina 9