Zeeuwse Senioren-Academie
A.G.U. Hildebrandt
Hoger onderwijs voor ouderen
Inleiding
Eén van de vele grote veranderingen
van de laatste decennia is de "vergrij
zing van de bevolking". Dank zij de
vervanging van menselijke spierkracht
door machines en de vooruitgang van
de medische wetenschap is de gezond
heidstoestand van oudere mensen
aanzienlijk verbeterd en bereiken vele
ouderen een hoge leeftijd. Niet minder
dan 22% van de Nederlandse bevolking
is thans ouder dan 55 jaar.
Bovendien heeft de grotere welvaart
als gevolg van de toegenomen econo
mische vooruitgang er toe geleid, dat
ouderen betere schoolopleidingen
hebben genoten en dankzij pensioen
regelingen hun derde levensfase
zelfstandig kunnen doorbrengen.
Tot nog toe heeft de Nederlandse
overheid zich echter ten aanzien van
postactieven beperkt tot een zorgbeleid.
De kwantitatieve en kwalitatieve
toeneming van het aantal ouderen
vraagt dan ook een maatschappelijke
herwaardering van het ouderenbeleid
van de overheid. Daarmede kan
tegemoetgekomen worden aan het
toegenomen zelfbewustzijn van
ouderen: zij zullen actief blijven
deelnemen aan het maatschappelijk
leven.
Dit geldt ook voor deelneming aan
volwassenenonderwijs voor ouderen.
Daarbij moet rekening worden gehou
den met de behoeften en mogelijkheden
van de verschillende sub-groepen van
ouderen. Gaat men uit van de genoten
voor-opleiding, dan blijkt dat degenen
die vroeger veel onderwijs hebben
gehad op latere leeftijd willen blijven
leren: permanente educatie. Dit heeft in
de Verenigde Staten van Amerika en in
West-Europese landen geleid tot hoger
onderwijs voor ouderen (HOVO), dat
daar georganiseerd wordt door
Universiteiten. Het betreft lezingencycli
en studiecursussen op academisch
niveau voor personen van 55 jaar en
ouder, post-actieven die pensioen of
pre-pensioen genieten. Dit is in deze
landen een groot succes geworden.
In Nederland is door enige Universi
teiten en Hogescholen het initiatief
genomen om ook in ons land hoger
onderwijs voor ouderen te organiseren.
De Universiteiten van Groningen,
Nijmegen, Rotterdam en Tilburg zijn
hierin voorgegaan.
In dit artikel zal worden nagegaan, of
ook voor Zeeland een "Senioren-
Academie" voor hoger onderwijs voor
ouderen, als vorm van volwassenen
educatie, mogelijk is.
Permanente educatie
Een aantal factoren heeft geleid tot een
toenemende druk op ontplooiing en
ontwikkeling voor elke leeftijd:
permanente educatie,
in de 20e eeuw voltrok zich een demo
grafische revolutie, die veroorzaakt
werd door "ontgroening en vergrijzing"
van de bevolking. De ontgroening was
vooral een gevolg van gezinsverdun
ning, minder kinderen per gezin.
De vergrijzing werd veroorzaakt door
betere levensomstandigheden en
medische vooruitgang, die hebben
geleid tot het bereiken van hogere
leeftijden. Daardoor is het aantal
ouderen zowel absoluut als relatief
aanzienlijk toegenomen.
Tegelijkertijd zijn de verplichting tot het
verrichten van economische arbeid
door ouderen en de opvoedende taak
in het gezin lichter geworden.
Er is daardoor een nieuwe, derde,
levensfase bijgekomen met een eigen
dynamiek en specifieke eisen m.b.t.
vorming en ontwikkeling. Het 65e
levensjaar is daardoor niet meer
geschikt als grens voor een levens
loopbeleid. De hele levensloop krijgt
een ander perspectief: een toenemende
levensverwachting.
Deze snel toegenomen dynamiek van
de samenleving heeft er eveneens toe
geleid dat men eerder uit het pro
ductieproces stapt en dus ook eerder
met pensioen of pre-pensioen gaat.
Bij deze ontwikkeling speelt een rol dat
onze post-industriële samenleving
wordt gekenmerkt door snelle techno
logische en maatschappelijke ontwik
kelingen en daarmede gepaard gaande
snelle veroudering van kennis en
vaardigheden. Deze nieuwe toestand
vereist levenslang leren: permanente
educatie. Onderwijs kan worden
beschouwd als:
a. investeringsgoed: human capital
investment om de menselijke pro
ductiviteit te vergroten ten behoeve
van de maatschappelijke productivi
teit;
b. consumptiegoed: voor persoonlijke
groei en ontwikkeling om deel te
kunnen nemen aan kennis en
cultuur.
Aan de economische aspecten van
volwassenenonderwijs is echter door
de overheid tot nog toe weinig aan
dacht besteed. Het overheidsbeleid is
gericht op beroepsonderwijs voor
jongeren en jongvolwassenen: basis-,
voortgezet- en hoger onderwijs.
Volwassenenonderwijs is na het basis-
en voortgezet onderwijs beperkt tot
om-, bij- en herscholing.
De dynamiek van het economisch leven
komt tot uitdrukking in de snelle
technische ontwikkeling en toenemende
concurrentie in de Europese
Economische Gemeenschap.
Het gevolg is, dat kennis en ervaring
snel verouderen. Dit maakt permanente
educatie in de vorm van volwassenen
onderwijs noodzakelijk, waarvoor het
volwassenonderwijs beschouwd moet
worden als investeringsgoed. Deze
investering wordt door verhoging van
de productiviteit van de arbeidskrachten
in het productieproces terugverdiend.
In de jaren '60 en '70 kreeg de per
manente educatie een maatschappelijke
invulling voor groepen met een achter
stand. Het betrof emanciperende
sociale vorming, die de betrokkene
inzicht moet geven betreffende zichzelf
in relatie tot de samenleving.
Ouderen als doelgroep voor
onderwijs
Onderwijs voor ouderen wordt niet als
noodzakelijk beschouwd voor onder
houd en ontwikkeling van de samen
leving.
Investeringen voor ouderenonderwijs
worden beschouwd als investering in
een consumptiegoed. Ouderen mogen
zich, voor eigen rekening, verder
ontwikkelen, als strikt privé
aangelegenheid, als vrije tijds
besteding, voor persoonlijke interesse,
voor vrijwilligerswerk of ter voorkoming
dan wel verbetering van de negatieve
gevolgen van het verouderingsproces.
Het aanbod van educatieve activiteiten
voor oudere volwassenen wordt ver
zorgd, met weinig financiële middelen
en veel vrijwilligerswerk, door
volkshogescholen, vormingscentra,
11