Zeeuwse Senioren-Academie
Deelneming van ouderen aan
bestaand onderwijs voor
volwassenen
Tabel 3. Bevolking van 55 jaar en ouder naar opleidingsniveau en geslacht
1985-2010 (in procenten).
1985
1990
1995
2000
2005
2010
mannen
basisniveau
40,9
36,0
31,8
27,6
23,4
20,2
uitgebreid lager niveau
21,4
22,4
23,0
23,3
23,0
22,6
middelbaar niveau
27,7
30,0
31,9
33,7
35,5
36,9
semi-hoger niveau
6,9
8,0
9,0
10,2
11,5
12,6
hoger niveau
3,0
3,6
4,3
5,2
6,6
7,8
totaal
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
vrouwen
basisniveau
61,6
56,6
50,8
43,9
36,8
31,0
uitgebreid lager niveau
20,2
23,4
26,6
29,9
32,2
32,9
middelbaar niveau
13,7
15,0
16,7
18,7
21,3
23,6
semi-hoger niveau
3,9
4,3
5,1
6,3
8,1
10,3
hoger niveau
0,7
0,7
0,8
1,1
1,6
2,3
totaal
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
Basis: geen of onvoltooide eerste fase voortgezet onderwijs (lbo, mavo, 3 jaren havo/vwo)
uitgebreid lager: voltooid lbo, mavo/mulo, 3 jaren havo/vwo (hbs, mms, gymnasium)
middelbaar: voltooid havo, vwo, hbs, mms, gymnasium, mbo
semi-hoger: voltooid hbo, kandidaats wo
hoger: voltooid wo.
Bron: SCP
Voor vrouwen bedraagt het semi-hoger
niveau thans 4,3%. Het zal echter
stijgen tot 10,3% in 2010.
Het hoger niveau (voltooid wo) bedraagt
thans voor mannen 3,6% en wordt
verwacht te zullen stijgen tot 7,8% in
2010.
Voor vrouwen bedraagt het hoger
niveau 0,7% en een te verwachten
stijging tot 2,3% in 2010.
In het algemeen kan men stellen dat
thans ongeveer 2,2% van de Neder
landse bevolking universitair onderwijs
heeft genoten en dat ongeveer 8% van
de Nederlandse bevolking hetzij hoger
of semi-hoger onderwijs heeft genoten.
Een onderscheid van de Nederlandse
bevolking naar geslacht, leeftijd en
opleidingsniveau wordt vermeld in
tabel 4 voor het jaar 1985:
Tabel 4. Bevolking van 55 jaar en ouder naar geslacht, leeftijd en opleidings
niveau, 1985 (in procenten).
leeftijd
55-59
60-64
65-69
70-74
75-79
80-84
85 jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
en ouder
mannen
basisniveau
29,0
34,7
39,9
47,5
55,5
63,8
69,8
uitgebreid lager niveau
24,7
24,0
23,1
22,1
15,3
9,1
5,3
middelbaar niveau
32,5
30,0
27,3
24,1
22,5
21,6
20,1
semi-hoger niveau
9,4
7,6
6,5
5,0
4,9
3,8
3,5
hoger niveau
4,4
3,7
3,1
1,3
1,8
1,8
1,4
totaal
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
vrouwen
basisniveau
48,8
56,5
61,9
66,3
68,8
74,3
78,4
uitgebreid lager niveau
28,2
24,8
21,1
17,0
13,9
10,7
7,8
middelbaar niveau
17,1
14,6
12,8
12,7
12,4
11,1
10,2
semi-hoger niveau
4,8
3,4
3,7
3,5
4,4
3,5
3,2
hoger niveau
1,0
0,7
0,5
0,6
0,6
0,5
0,4
totaal
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
Bron: SCP
Hieruit blijkt duidelijk, dat jongere
ouderen een beter opleidingsniveau
hebben genoten dan hun oudere
leeftijdsgenoten. Er is sprake van een
algemene verschuiving van lagere
naar hogere opleidingsniveaus.
Het opleidingsniveau van vrouwen van
55 jaar en ouder was in 1985 in alle
onderscheiden leeftijdsgroepen lager
dan dat van mannen. Dit is een gevolg
van het feit, dat vrouwen in het verleden
veel minder deel hebben gehad in het
proces van onderwijsexpansie. Voor de
komende decennia is hierin verandering
te verwachten als gevolg van inhaal
manoeuvres.
De voor ouderen kwantitatief belang
rijkste mogelijkheden om deel te
nemen aan onderwijs zijn thans cur
sussen van Teleac, Open Universiteit,
Volksuniversiteit, vormings- en ont
wikkelingswerk in internaatsverband en
het regulier deeltijdsonderwijs. Dit is
uiteraard onderwijs voor volwassenen,
dat echter wat tijd, plaats, lesgeld en
didactiek betreft niet is afgestemd op
post-actieven.
Oudere vrouwen vormen ongeveer
tweederde van het totaal aantal oudere
deelnemers aan volwassenenonder
wijs.
Uit een steekproefonderzoek bleek, dat
het percentage ouderen van 55 jaar en
ouder dat aan onderwijs deelnam steeg
van 11 in 1979 tot 15% in 1987.
Voorts bleek dat ouderen overwegend
betrokken zijn bij onderwijs, waarin
direct contact bestaat tussen docenten
en studenten. Slechts weinig ouderen
nemen deel aan afstandsonderwijs.
Naar schatting zijn 460.000 tot 530.000
ouderen betrokken bij onderwijs, d.i.
ongeveer 15% van alle ouderen.
De conclusie wordt gewettigd geacht,
dat derhalve een aanzienlijk aantal
ouderen is betrokken bij enigerlei vorm
van onderwijs.
Uit onderzoek is gebleken, dat het
opleidingsniveau de belangrijkste
factor is voor deelneming aan vol
wassenenonderwijs. Dit is ook het
geval voor ouderen van 55 jaar en
ouder. Naarmate ouderen hoger zijn
opgeleid is de kans groter dat zij
opnieuw aan onderwijs zullen deel
nemen.
15