Zeeuwse Senioren-Academie
Factoren van belang voor
ouderenonderwijs in de
toekomst
Tabel 5. Raming van het aantal ouderen dat aan onderwijs deelneemt,
1987-2010, indexcijfers (1987 100).
1987
1990
1995
2000
2005
2010
variant 1 a
mannen
55-64 jaar
65-74 jaar
75 jaar en ouder
totaal 55 jaar en ouder
100
100
100
100
101
104
105
103
107
113
111
109
117
117
125
118
143
124
134
136
158
138
143
150
vrouwen
55-64 jaar
65-74 jaar
75 jaar en ouder
totaal 55 jaar en ouder
100
100
100
100
99
103
107
102
101
110
116
107
109
109
129
112
133
112
137
126
149
121
142
137
variant 2b
mannen
55-64 jaar
65-74 jaar
75 jaar en ouder
totaal 55 jaar en ouder
100
100
100
100
107
108
121
108
116
119
149
120
136
126
193
136
176
136
232
166
203
154
266
190
vrouwen
55-64 jaar
65-74 jaar
75 jaar en ouder
totaal 55 jaar en ouder
100
100
100
100
107
107
108
107
117
118
117
118
138
123
131
131
181
132
142
158
214
151
152
183
variant 3c
mannen 55 jaar en ouder
trend 0,3 procentpunt per jaar
trend 0,4 procentpunt per jaar
100
100
116
118
142
149
176
189
228
249
277
306
vrouwen 55 jaar en ouder
trend 0,4 procentpunt per jaar
trend 0,5 procentpunt per jaar
100
100
114
116
138
143
167
176
213
226
258
277
a Ontwikkeling van aantal deelnemers alleen afhankelijk van groei aantal ouderen per leeftijdscategorie,
b Ontwikkeling aantal deelnemers rekening houdend met stijgend opleidingsniveau,
c Ontwikkeling aantal deelnemers rekening houdend met stijgend opleidingsniveau en een trendmatige groei.
Bron: SCP
Er blijkt een positief verband te bestaan
tussen de hoogte van het inkomen van
ouderen en deelneming aan het
onderwijs.
Er is een samenhang tussen leeftijd
en deelneming aan onderwijs:
ouderen van 75 jaar en ouder
nemen weinig deel aan onderwijs.
Tussen 55 en 75 jaar is het verschil
geringer.
Geslacht, opleidingsniveau en
leeftijd blijken significant samen te
hangen met deelneming aan
volwassenenonderwijs.
Er nemen relatief meer vrouwen
deel aan volwassenenonderwijs
dan mannen. Mogelijk komt dat
omdat veel oudere vrouwen nooit
een werkkring hebben gehad, waar
door zij voor het houden van sociale
contacten in de loop der jaren meer
dan mannen zijn aangewezen op
activiteiten zoals het deelnemen
aan volwassenenonderwijs. Boven
dien zal daarbij een rol spelen, dat
vrouwen een hogere gemiddelde
leeftijd bereiken dan mannen.
Het aantal ouderen dat onderwijs volgt
is de laatste jaren zowel absoluut als
relatief toegenomen. Tabel 5 geeft
hiervan een beeld.
Thans nemen ongeveer 500.000
ouderen deel aan onderwijs, d.i. 3,3%
van de bevolking. Uitgaande van 1987
als basisjaar 100) zijn er drie
mogelijkheden (varianten) berekend:
Allereerst ervan uitgaande dat de
ontwikkeling van het aantal
deelnemers alleen afhankelijk is van
de groei van het aantal ouderen per
leeftijdsgroep.
Vervolgens ervan uitgaande dat de
ontwikkeling van het aantal
deelnemers mede afhankelijk zal zijn
van het stijgend opleidingsniveau.
Tenslotte een mogelijkheid waarbij
behalve met de groei van het aantal
deelnemers en het stijgend
opleidingsniveau ook nog rekening is
gehouden met een trendmatige groei.
Uit tabel 5 blijkt, dat voor alle drie de
mogelijkheden in de komende jaren
gerekend moet worden op een toene
mende vraag naar ouderenonderwijs.
Uitgaande van een schatting van
omstreeks een half miljoen ouderen
dat in 1987 deelnam aan
ouderenonderwijs, zal volgens de
eerste variant in de komende decennia
het aantal ouderen dat ouderen
onderwijs zal gaan volgen met
tientallen procenten toenemen
(ongeveer 200.000 deelnemers meer).
Gaat men uit van de tweede variant
dan zal het aantal deelnemers naar
verwachting ongeveer tweemaal zo
groot worden (ongeveer 400.000
deelnemers meer).
In het geval van de derde variant,
waarbij ook nog rekening wordt
gehouden met een trendmatige stijging
van het aantal deelnemers aan
ouderenonderwijs, zal de toeneming
meer dan verdubbelen (met ongeveer
800.000 deelnemers).
Een groep ouderen waaraan in dit
artikel bijzondere aandacht wordt
besteed zijn de post-actieven, die
ouderenonderwijs op academisch
niveau kunnen volgen.
De ontwikkeling van de vraag van deze
groep naar ouderenonderwijs op
academisch niveau is uiteraard alleen
maar te voorspellen.
17