Boekbesprekingen
rond Vlissingen en de Schelde moet u
gaan kijken in de Archives de l'Armée
in Vincennes. Daar ligt aardig wat
Napoleontisch materiaal opgeslagen.
Hoe dan ook, een algemene kaart
werd node gemist, niet alleen door
Kraijenhoff, maar ook door de jonge
Bataafse Republiek en het Uitvoerend
Bewind stelde in 1798 een commissie
in, die de opdracht kreeg onder leiding
van Kraijenhoff een dergelijke kaartte
ontwerpen. Er bestonden zeer vele
detailkaarten en als men die nu maar
hertekende op één en dezelfde schaal
(1:115.200, '800 Rijnlandse roeden op
de duim') en door nieuwe opmetingen
aanvulde wat ontbrak of niet voldeed,
kon men, zo werd er gedacht, in
betrekkelijk korte tijd dit werk tot stand
brengen. Dat viel tegen. De beschikbare
kaarten hadden allemaal hun eigen
signatuur, hun eigen onnauwkeurig
heden en waren daardoor zeer moeilijk
op elkaar aan te sluiten. Kraijenhoff
pakte het werk echter met voortvarend
heid aan, trok zelf met een sextant het
land in en stelde de onderlinge positie
vast van een hele reeks vaste punten,
vnl kerktorens. Tijdens deze werk
zaamheden hoorde Kraijenhoff echter
van het bestaan van een verbeterde
Franse sextant, die de driehoeksmeting
veel nauwkeuriger kon maken en hij
rustte niet voor hij die in handen had.
Het betekende echter wel dat hij
opnieuw moest beginnen en dat het tot
1811 duurde voor hij met zijn
driehoeksmeting gereed was en nog
langer (1823) tot de kaart geheel in
druk gereed was. Deze "Choro-
Topographische Kaart der Noordelijke
Provinciën van het Koninkrijk der
Nederlanden" is ruim een eeuw het
uitgangspunt geweest van alle
karteringswerk in de Nederlanden.
De rest van het verhaal staat beschre
ven in de uitstekende inleiding tot het
onderhavige 4-delige werk van de
heren Geudeke en Zandvliet: de
oprichting van het Depot-Generaal van
Oorlog, de overbrenging van dit Depot
met al zijn kaarten, archieven en
bescheiden naar Frankrijk na de inlijving
van Nederland, de moeite om dit
materiaal terug te krijgen na de val van
Napoleon (wat nooit helemaal is
gelukt), de competentie-kwesties tussen
Genie en Generale Staf over wie wat
zou doen (de Staf won, vandaar de
latere populaire naam 'stafkaart'), de
oprichting en het belang van het
kadaster voor de generale kartografie,
de afscheiding van België, waardoor
de in het zuiden gestationeerde karto-
grafen naar het noorden moesten
vertrekken, maar waardoor er eerst
snel een 'Topografische Kaart der
Grensscheiding tusschen het Oud
Nederland en de Belgische Provinciën,'
moest worden gemaakt (1831met een
vervolg in 1834), de publicatie van Van
Gorkums topografische modellen, die
grote invloed hadden op inhoud en
beeld van de kaarten enz. Tussen al
die moeilijkheden en oponthouden
door werden de terreinverkenningen
onverdroten voortgezet door officieren
van de Generale Staf, eerst behorende
tot de zgn Tweede Afdeeling, later tot
de Dienst der Militaire Verkenningen.
Deze verkenningen, opgezet en
uitgewerkt volgens een zorgvuldig
overwogen bladindeling zouden
tenslotte de grondslag vormen voor het
monument van Nederlandse 19e
eeuwse kartografie: De Topografische
en Militaire Kaart van het Koninkrijk der
Nederlanden, dat ons land na de
inzinking van de 18e eeuw in een slag
weer bovenaan de lijst van kaarten-
makende landen bracht.
Deze grondslag ligt met deze Grote
Historische Atlas nu voor ons. Hij bevat,
op de schaal 1:50.000, in kleur de
nettekeningen die, zo zegt de inleiding,
de tussenschakel vormen tussen de
resultaten van het terreinwerk - de
veldminuten - en de in steen
gegraveerde kaartbladen van de TMK.
Die nettekeningen lagen tot dusver als
unica in het Rijksarchief en zijn dan nu
gepubliceerd. Bij hun vervaardiging
stond uiteraard het militaire nut voorop;
niettemin zijn ze vooral landschappelijk
uiterst gedetailleerd en al zal men ze
nu niet meer voor direct topografisch
nut raadplegen, voor de historische
geografie zijn ze uiterst belangrijk.
Zoals in het Voorwoord aardig wordt
opgemerkt: "Deze atlas geeft in de
ware zin des woords een beeld van
Nederland in de negentiende eeuw.
Het Nederland van 1840 lag in een
wereld, waarin de trein een nieuwkomer
was en de fiets en de auto nog niet
voorkwamen Hierdoor was er nog
geen sprake van een landelijk net van
verharde wegen, spoorwegen en
waterwegen. Dit kwam ook doordat
Nederland nog maar sinds 1815 een
eenheidsstaat was, waardoor de
aanleg van een landelijk geïntegreerd
transportstelsel nog nauwelijks op
gang gekomen was En ruil- en
herverkavelingen nog onbekende
grootheden waren, zouden wij eraan
willen toevoegen.
Om de vergelijking tussen toen en nu
eenvoudiger te maken is deze
Historische Atlas op dezelfde manier
ingedeeld als de in 1989 door Wolters-
Noordhoff uitgebrachte Grote
Topografische Atlas van Nederland.
De kaartbladen in beide Atlassen
corresponderen en dat geeft u ook het
voordeel van het register, dat is de
Historische Atlas ontbreekt, maar in de
Grote Atlas wel aanwezig is. Helemaal
bevredigend is dit niet, want er zijn
nogal wat dorpjes en gehuchten uit
1840 door stadsuitbreiding of anders
zins van de kaart verdwenen, maar
men kan zich ermee behelpen.
Niettemin zou het prettig zijn als de
uitgevers ook voor dit fraaie boek een
computer aan het werk zetten.
Met de Legenda moet een beetje
voorzichtig worden omgesprongen.
De Inleiding belooft "een zeer
gedetailleerde uitbeelding van de
begroeiing en het bodemgebruik" en
vervolgt dan "er wordt onder meer
onderscheid gemaakt tussen bouwland,
hoge weide, lage weide, moeras,
laagveen, ontgonnen laagveen, bos,
hoge en lage heide, tuinen, moestuinen,
boomgaard en andere". Het lijkt haast
te mooi om waar te zijn voor een kaart
van 1:50.000 en een aantal van deze
elementen heb ik in ieder geval in de
Legenda niet gevonden. Misschien
komt dit omdat iedere kaart een eigen
tekenaar en een eigen verkenner had
(voor zover bekend, worden ze allen
met name genoemd) en deze mensen
uit verschillende 'scholen' afkomstig
waren. Er bestond natuurlijk een
generale instructie, maar het kan zijn,
dat hier en daar de natuur sterker is
geweest dan de leer. Op de kaartbladen
is me in dit opzicht niets opgevallen.
Een hoge en een lage weide heb ik
echter niet kunnen vinden.
Overigens zijn dit kleinigheden.
Wie houdt van kaarten en van
historische geografie en de beide
atlassen, de Grote en de Historische
naast elkaar legt, kan rekenen op een
paar fascinerende avonden, met her en
daar een beetje weemoed over wat
voor goed verdween. Leg wel een
goede loep in de buurt!
B. T.
37