Van volkskerk tot participerende gemeente: Tachtig jaar Kapucijnen-zielzorg in Sluiskil toneelvoorstellingen. Opgevoerd werden bij voorbeeld: 'Onrechtvaardig goed gedijt niet', 'Aan 't Moederhart' en 'X Stralen, een Anti-alcoholisch Toneelstuk'. Ook de sociale kwestie kwam ter sprake in een stuk met de voor zichzelf sprekende titel: 'Geert de kleermaker een week socialist'. De stukken hadden onmiskenbaar een opvoedend en stichtend karakter. Doorgaans waren ze door paters geschreven. Vanuit het patronaat werden ook retraites georganiseerd en werd collectief deelgenomen aan processies in de omgeving. Met name de bedevaart naar de Lourdesgrot in Zuiddorpe was een telkens terugkerend evenement. Ook stond het patronaat aan de basis van een katholieke voetbalclub en een toneelvereniging voor jongens uit de arbeidende klasse. Tot in de jaren vijftig was het jeugdpatronaat een van de pijlers van de sociale organisatie van de jeugd in Sluiskil en omgeving. Daarna zouden Welpen, Verkenners, Gidsen en Zonnekinderen een groot deel van haar werk overnemen voor de jeugd tot vijftien jaar. Terwijl de oudere jongeren hun heil zochten bij de Katholieke Arbeidersjeugd, een rooms- katholieke beweging voor werkende jongeren die vooral na de Tweede Wereldoorlog in Nederland en België tot bloei kwam. De broederschappen Het dorp kende diverse katholieke organisaties op levensbeschouwlijke grondslag. Reeds in 1902 was de Sint Antoniusbroederschap opgericht en de Derde Orde van Sint Franciscus met afdelingen voor vrouwen en meisjes en mannen en jongens. Later kwam daar de broederschap van Sint Donatus nog bij. Het lidmaatschap van de broederschappen was gratis en stond open voor voor volwassenen en kinderen (vanaf zeven jaar) van beide seksen. De activiteiten van de broederschappen waren doorgaans van vrome aard. Toch moet ook het gezelligheidsaspect van groot belang zijn geweest. De bijeenkomsten van de broederschappen boden immers de kans anderen te ontmoeten. Zulke gelegenheden waren schaars op het platteland en dus kostbaar. Een indicatie voor de sociale betekenis van de broederschappen in Sluiskil en omgeving, is het ledental ervan. Rond 1935 telde het Sint Antoniusbroeder schap 563 leden, terwijl de broederschap van Sint Donatus er 1289 had. Dat was veel, om niet te zeggen enorm veel voor een parochie van nog geen 1500 zielen. Uit de registers blijkt dan ook dat dikwijls hele gezinnen zich tegelijk lieten inschrijven bij een broederschap. Naast deze devote organisaties beschikte de katholieke gemeenschap nog over een Mariavereniging voor vrouwen en meisjes, een rooms-katholieke schutterij, een rooms-katholieke Vrouwenbond, een rooms-katholiek comité voor drankbestrijding en een rooms-katholieke kiesvereniging. Bij de oprichting en de werkzaamheden van ai deze organisaties speelden de Kapucijnen een rol. Sociale bijstand De Kapucijnen waren ook betrokken bij de inrichting van de sociale ondersteuning. Zij verleenden zwervers tijdelijk onderdak en verstrekten hun brood en soep bij de poort van het klooster. Ook namen zij het voortouw bij de oprichting van het 'Rooms- Katholiek Armbestuur'. Het geld dat dit armbestuur kon besteden was afkomstig van de collectes in de kerk. Het merendeel van de schenkingen ging naar particulieren. De bedragen die de armen ontvingen varieerden van f 1,50 tot f 10,00 per schenking. Voorgaans bedroeg een donatie f 2,50. Opmerkelijker dan deze traditionele vorm van sociale bijstand was het initiatief van pater Paschalis, die van 1920 tot 1923 overste was van het klooster. Hij staat te boek als de oprichter van de 'Rooms Katholieke Werkliedenvereniging' en de fabrieksarbeidersbond in Sluiskil. Dit werd hem door de werkgevers niet in dank afgenomen. De al eerder genoemde dorpse chroniquer vermeldt dat de Kapucijnen het in deze periode moesten stellen zonder 'de gebruikelijke steun voor het onderhoud van kerk en klooster' van de zijde van de werkgevers. 'Heel Sluiskil wist dat' door de principiële keuze van de overste schraalhans keukenmeester werd in het klooster'. Ook de organisatie van het katholieke onderwijs en ziekenverzorging was voor een deel te danken aan de Kapucijnen. Op hun verzoek kwamen de Zusters van Moerdijk naar Sluiskil, waar zij in 1915 een katholiek ziekenhuis stichtten. Het ziekenhuisje begon met het bescheiden aantal van tien bedden. In 1937 kon het al 65 patiënten herbergen en na de oorlog 136. Daarnaast namen de zusters de wijkverpleging op zich. De katholieke lagere school die de zusters in 1917 oprichtten, telde in 1949 220 leerlingen. Zij verdrong de openbare school. Reeds voor de oorlog werden de gebouwen ingericht als opslagplaats voor gemeentewerktuigen en brandweermateriaal. Sluiskil was dus na jaren hard werken van de Kapucijnen een gewone katholieke parochie geworden (in 1898 telde zij een kleine 400 leden in 1949 1500). Niet pastoors en kapelaans verzorgden er de mis, de biecht en andere sacramentele taken, maar paters. Verder was er geen verschil. Jeugd en ouderen waren verenigd in allerlei katholieke organisaties met stichtende en sociale taken en ook het amusement was in handen van katholieke verenigingen; er was katholieke armenzorg en er waren katholieke arbeidersbonden. Ook voor gezondheidzorg en onderwijs bestonden speciale katholieke instellingen. Het parochieleven was in grote lijnen een afspiegeling van het rijke Roomse Leven op landelijk niveau. Dit bleek met name bij de plechtige intronisatie van het heilige hartmonument in 1923. Het feest was een manifestatie van katholiek zelfbewustzijn. Er was een grootscheepse processie, het strijdlied 'Aan U o Koning der Eeuwen' werd uit volle borst gezongen en de katholieken hingen die dag de vlag uit. Vernieuwingen Toch kwam, net als in de rest van het land, aan dit typisch katholieke leven in Sluiskil ogenschijnlijk vrij abrupt een einde. Het stelsel van zorgvuldig georganiseerde geestelijke en sociale zekerheid leek in de jaren zestig en zeventig paters noch parochianen langer te behagen. Het jeugdpatronaat, de broederschappen, de Maria vereniging voor vrouwen en de Derde Orde van Sint Franciscus stierven een zachte dood. De zielzorg heette voortaan pastorale zorg en veranderde 92

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1991 | | pagina 14