v- - Nieuw licht op de Maria-verering te Aardenburg in de Middeleeuwen I Jf f '"'1 'f*i, i .4* V f. ..,.»s "if*4 j* 'Ktr J. 'jÊf f *<üsfe m .«•-€ wm, ï«t -4. -t IJl '14» cv - ••♦yr"v y Si Ti' JSfes.- ^«s-, .f!',; y .dRfe ..fe: V *4 j- i fjlii - »s& V - 'ïs-A 1 ,l w - fm 4 4 v> - V*S Afb. 3. Detail van de plattegrond van Aardenburg van Jacob van Deventer uit ca 7550 met in het midden de Onze-Lieve-Vrouwe-kerk. onder leiding van ir. J.A. Trimpe Burger is de zuid-oostelijke steunbeer van het koor aangetroffen. Afb. 2 laat een uitsnede uit de kaart van Van Deventer zien en afb. 3 toont op dezelfde schaal de meest waarschijnlijke ligging van het gebouw in het huidige stratenplan. 2. We kunnen er gevoeglijk vanuit gaan dat de afbeelding van Maria op de insignes verwijst naar haar even beeld dat in de kerk stond opgesteld ten tijde van de eerste wonderen. Of dit het beeld is dat bij de stichting van de kerk is geplaats of pas na de eerste wonderen, is uiteraard onbekend.0 We stellen vast dat het een 'tronende' Maria betreft of zoals ze ook wel genoemd wordt een 'Maria als Zetel der Wijsheid' (Sedes Sapientiae). Het tweede dat opvalt is dat ze geen verdere attributen bezit. Wel staan naast haar twee kaarsen - stallichten - die op een latere variant gedragen worden door twee engelen. Een voorzichtige interpretatie is al bij de beschrijving van de insignes gegeven: naar analogie van de iconografie in de Vlaamse grafschilderkunst zouden de kaarsendragende engelen wel eens kunnen verwijzen naar de wonderdadige kracht van de Maria van Aardenburg als beschermster van (ter dood) veroordeelden.9 3. De schrijfwijzen Ardenboerch kunnen worden opgenomen in de lange reeks van varianten bekend uit het schriftelijke bronnenmateriaal en wel - gebaseerd op de datering van de insignes - voor de periode van het midden van de 15e eeuw.10 In Zeeland gevonden pelgrimsinsignes Onze kennis omtrent middeleeuwse bedevaarten in Zeeland is in de afgelopen jaren fors toegenomen door de inventarisatie en bestudering van alle pelgrimsinsignes die uit de Zeeuwse bodem te voorschijn zijn gekomen. Op 1 maart van dit jaar waren dit er over de duizend! In het totaal zijn nu bijna 50 bedevaartplaatsen bekend die door pelgrims uit Zeeland werden bezocht. Als we het aantal insignes per bedevaartplaats mogen opvatten als graadmeter van de populariteit van het bewuste gewijde reisdoel, dan kunnen we vaststellen dat men doorgaans relatief dicht bij huis bleef. Meer dan de helft van de pelgrims legde niet meer dan 100 kilometer af. Slechts 5 op de 100 ging naar het beroemde Santiago de Compostela in Noord-Spanje en nog minder (3 op de honderd) reisde naar de belangrijkste bedevaartplaats in de Middeleeuwen in Europa: Rome. In plaats daarvan zocht men het dicht bij huis, vooral Vlaanderen scoorde hoog. Meer dan eenderde bezocht de relieken van de heiligen Adrianus en Cornelius in resp. Geraardsbergen en Ninove ten zuiden van Aalst. Als belangrijkste reden om op bedevaart te gaan kan bij beide heiligen gedacht worden aan ziekte van mens (de pest) en dier. Dit zou direkt ook een van de verklaring kunnen zijn voor het feit dat we zo weinig Aardenburgse insignes tegenkomen onder de vondsten (slechts 1 van het totaal aantal). Waarschijnlijk waren het vooral veroordeelden die de tussen komst van Maria op prijs wisten te stellen. Steun hiervoor vinden we bijvoorbeeld naast de reeds gesigna leerde iconografie van Maria op de insignes zelf, in de ballade van de speelman welk lied in 1740 op schrift werd gesteld maar waarvan de wortels teruggaan tot in de middeleeuwen. Het lied gaat over een speelman die wegens zijn omgang met de dochter van de koning ter dood werd veroor deeld. Omdat hij echter een fraai lied voor Maria ten gehore bracht, werd hij na opgehangen te zijn, door Maria ondersteund zodat de koningsdochter hem na drie dagen nog in leven trof.1' De pelgrimsinsignes van Onze-Lieve-Vrouw van Aardenburg in relatie tot de kerkrekeningen Hier slechts een aantal opmerkingen bij de enkele kerkrekeningen die bewaard zijn gebleven.12 Het betreft de rekeningen over de jaren 1523/24, 1569/70 en 1589/90. In alle drie wordt de verkoop van 'teekenen' gemeld. Het aantal verkochte pelgrimsinsignes is in 1523/24 het hoogst: 1737. In 1569/70 is het aantal teruggelopen tot 525 stuks en in de jongste rekening kon er geen enkele meer worden geboekt. Naast tinnen ('looden') werden er 3 andere typen elk in twee uit voeringen verkocht. Voor het boekjaar 1523/24 zijn de aantallen als volgt uitgesplitst naar verkocht aantal, de prijs in de rekeneenheid 'schellingen' en tenslotte de prijs in vroeg 16e eeuws 'wettig' betaalmiddel (stuivers): 99

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1991 | | pagina 21