Nieuw licht op de Maria-verering te Aardenburg in de Middeleeuwen
Schriftelijke
middeleeuwse bronnen
Over het ontstaan en de aard van de
gebeurtenissen die geleid hebben tot
het ontstaan van de bedevaarten
kunnen we opmerkelijk kort zijn.
We beschikken slechts over een
vermelding in een kroniek uit 1561 van
de hand van lacob Meyerus Baliolanus
waarin zegge en schrijven één zin
staat die betrekking heeft op het
moment waarop de eerste wonderen
zich openbaarden. De letterlijke verta
ling luidt: "1273. Bij Rodenburgium/ius
zijn wonderen ter ere van de maagd
'die God voortbrengt' aan haar kerk
begonnen zich voor te doen >.14
Bij de oprichting van het kapittel van de
OLV-kerk in 1294 wordt nadrukkelijk
melding gemaakt van de vele wonderen
die bij het beeld gebeuren. Deze
wonderen zijn ook een van de redenen
voor de oprichting ervan.15 Uit de hele
14e eeuw zijn vermeldingen bekend
over bedevaarten naar Aardenburg,
o.a. uit testamenten etc.16 Vanaf 1370
worden strafbedevaarten opgelegd.
Dat we ons over de omvang daarvan
ook weer geen overdreven voorstelling
moeten maken, blijk uit het feit dat het
percentage van de ons bekende opge
legde bedevaarten per stad meestal de
1% niet overschreed.17 Een van de
oudste vermeldingen treffen we aan in
een vonnis van de rechtbank van
Maastricht waarbij op 5 januari 1383
iemand ondermeer veroordeeld werd
tot een bedevaart naar Aardenburg
omdat hij twee burgemeesters had
gedreigd in de buik te steken.
De eerste vermeldingen van Zeeuwse
veroordelingen zijn afkomstig uit het
begin van de 16e eeuw. Te Zierikzee
werden op 5 februari 1502 voor het
stelen van hout van de polder
Schouwen drie personen veroordeeld
"tot onser liever vrouwen tot
Aerdenburch". Vanuit Middelburg
dateert de oudste vermelding uit 1501
en de jongste uit 1542. Nergens in alle
hier genoemde bronnen wordt ingegaan
op de aard van de wonderen of met
welke verwachtingen men derwaart
ging.
In 1570 vindt uit Brugge een van de
laatste georganiseerde vrijwillige
bezoeken aan Aardenburg plaats, het
volgende jaar is het te gevaarlijk en
wordt de tocht afgelast.18 Hoewel het
wonderbeeld misschien in 1595 nog in
de 'ommeganck' wordt gedragen, blijkt
uit de kerkrekening van de OLV-kerk
dat in 1589-1590 geen
pelgrimsinsignes meer werden ver
kocht.19 De bedevaarten zijn blijkbaar
geëindigd. Op 7 november 1604 worden
de restanten van de kerk voor het eerst
gebruikt voor de hervormde eredienst
en wel in een 'noodbarak' De katholieke
bevolking vertrok naar Oostende.20
Over een eventuele translatie van het
Mariabeeld of over zijn vernietiging in
het strijdgewoel zijn geen schriftelijke
bronnen bekend.
Schriftelijke bronnen
uit de periode na de Reformatie
In 1792 werd tijdens de Franse revolutie
een van de Maria-beelden op de
noordhoek van het stadhuis van Brugge
(Schepenhuis gebouwd in het laatste
kwart van de 14e eeuw) in stukken
geslagen. Een beschrijving van dit beeld
in 1634 (in een artikel dat specifiek
handelt over de Maria-verering te
Brugge) spreekt van een 'miraculeus'
beeld.21 Pas in 1787 wordt vermeld dat
'men zegt dat dit beeld uit Middelburg
in Zeeland afkomstig was'. Een hand
schrift in de stedelijke bibliotheek te
Brugge uit ca 1790-1800 geeft een
afbeelding van het vernielde beeld: een
staande Maria met inktpot met op haar
arm een schrijvend kind met een stuk
papier (afb. 51.22 Voorwaar zeker geen
toonbeeld van een 'vroege' Maria. In dit
handschrift wordt voor het eerst het
verband gelegd tussen dit Brugse
beeld, het wonderverhaal van de
onschuldige man die ter dood veroor
deeld was maar door een hoofdknik
van Maria werd vrijgesproken.
Daarenboven wordt gezegd dat het
hier om het getransleerde beeld van de
OLV van Aardenburg zou gaan.
English maakt afdoende duidelijk dat
het hierboven genoemde handschrift
niet erg betrouwbaar is en dat de
schrijver de in de 18e eeuw populaire
'Knikprocessie' en het van veel oudere
oorsprong zijnde 'Crepelfeest' met
elkaar verwart. De eerste werd jaarlijks
gehouden op de woensdag na Pinkste
ren ter ere van de 'Brugse' Maria op de
hoek van het stadhuis en de tweede
werd (sinds de Reformatie) op de
daaropvolgende donderdag gevierd
met een mis ter gedachtenis aan de
OLV van Aardenburg.
Een vlugschrift uit 1852 beroept zich
voor wat de iconografie betreft op de
afbeelding in het hiervoor genoemd
handschrift. De legende verhaalt van
een ten onrechte ter dood veroordeelde
man. Bij zijn terechtstelling werpt hij
zich op zijn knieen en smeekt Maria
om 'een getuigschrift van zyne
onpligtigheid' waarop het beeld 'een
schrift nederwerpt' dat het bewijs voor
zijn onschuld levert.23 Het meest
bekende wonderverhaal met betrekking
tot de Aardenburgse Maria, - dat over
de jonge wever, de inktpot en het stuk
perkament -, is van nog veel jonger
datum en wel uit 1870.24 Duidelijk is dat
de vermeldingen uit 1852 en 1870
teruggaan op het handschrift uit 1790-
1800. Ze spelen daarmee geen enkele
rol met betrekking tot de middel
eeuwse O.L.V. van Aardenburg.
Ook te Gent bevond zich aan het
Vleeshuis een 'Maria met de inktpot'
Afb. 5. De enige bewaard gebleven
afbeelding van het Maria-beeld dat tot
1792 op de hoek van het Brugse
stadhuis stond opgesteld. Tekening in
handschrift 448 in de Stedelijke
Bibliotheek te Brugge, gedateerd
ca 1790-1800.
101