Nieuw licht op de Maria-verering te Aardenburg in de Middeleeuwen
dat reeds in 1566 tijdens de beel
denstorm werd verwoest. Verder is er
een schilderij van een Vlaams schilder
bekend uit ca 1500 waarop wederom
de iconografie van de staande Maria
met inktpot wordt uitgebeeld. Deze beide
laatsgenoemde voorbeelden plus het
feit dat ook elders (Maastricht, Parijs,
Arnhem, Sint-Truiden etc) deze icono
grafie reeds vanaf het eind van de 14e
eeuw bekend was25, wijst erop dat
deze voorstelling van Maria blijkbaar
algemeen gangbaar was en zeker dus
niet specifiek op de Aardenburgse
Maria betrekking hoeft te hebben.
Vastgesteld hebbend dat geen enkele
tekst bewijskracht bezit om de Middel
eeuwse Maria van Aardenburg met de
legende van de inktpot in verband te
brengen, blijft als laatste veronderstelling
over dat de Brugse en Gentse beelden
wellicht waren gemaakt naar het voor
beeld van het oude Maria-beeld van
Aardenburg. English verzucht dan ook
dat zolang wede looden teekenen
nog niet gevonden hebben waarvan de
kerkrekeningen gewag maken, we
deze veronderstelling niet kunnen
tegenspreken.26 En hier kunnen we nu
vanuit de archeologie een stap verder
komen, want hierboven hebben we
immers gezien dat onze pelgrims
insignes uit de 15de eeuw een zittende
Maria tonen met hetzij met kaarsen,
hetzij met kaarsendragende engelen!
Conclusie
Aan de hand van een beschrijving van
de 8 tot nu toe bekende exemplaren
van tinnen pelgrimsinsignes van Onze-
Lieve-Vrouw van Aardenburg en een
vergelijking met de geschreven
bronnen is duidelijk geworden dat we
ons de Maria die in Aardenburg in de
Middeleeuwen vereerd werd,
ikonografisch niet voor mogen stellen
als een staande 'Maria met de inktpot'
maar als een zittende Maria eventueel
geflankeerd door een tweetal kaarsen
of kaarsdragende engelen. Hiermee is
een al langere tijd bestaande (terechte)
twijfel omgezet in een zeker weten.
Waarschijnlijk kan onder verwijzing
naar de Vlaamse grafschilderkunst de
ikonografie op de pelgrimsinsignes
worden opgevat als een verwijzing
naar de hulp die Onze-Lieve-Vrouw
van Aardenburg kon bieden aan (ter
dood) veroordeelden.
Noten
1 Vandenberghe et Dezutter 1983
2 Van Heeringen, Koldeweij en Gaalman 1987.
3 Van Heeringen 1989 en 1991
4 In 1502 werd een verordening uitgevaardigd
om in ieder geval de inkomsten (overnachting
en vertering etc.) uit de kwijnende bedevaarten
zo goed mogelijk aan de stad ten goede te
laten komen. Berichten over belastingkwijt
schelding uit 1506 en 1507 maken duidelijk
dat de pelgrims nog niet erg bereid waren te
komen. Pas de kerkrekening van 1524-1525
die hieronder nog ter sprake zal komen geeft
aan dat er weer schot zat in de bedevaarten
(Vorsterman Van Oyen 1889, 43-4).
5 Vorsterman Van Oyen 1889, 33.
6 Reepmaker 1927, 24.
7 resp. Vorsterman Van Oyen 1889, 67 en
Reepmaker 1927, 30.
8 De kerk zelf wordt in 966 voor het eerst
vermeld als 'mater aecclesia'. Pas in 1237
bereikt ons het eerste bericht waarin de
'ecclesie Sancte Marie in Rodenburg' voluit
wordt genoemd. Nadere gegevens ontbreken
verder. Zie voor een recente discussie: De
Melker 1987, 45-47.
9 Zie voor de grafschilderingen b.v. afb. 188 in
Dezutter 1988,198 en afb. 52 in Hoffman-
Klerkx 1987, 78.
10 Zie o.a. voor een recent overzicht De Melker
1987, 30.
11 Stalpaert 1961.
'2 Vorsterman Van Oyen 1889, 67-69;
Reepmaker 1927,19.
13 Van Heeringen, Koldeweij en Gaalman 1987,
80-83.
'4 Meyerus 156180 ('MCC LXXIIIApud
Rodenburgium miracula in honorem Deiparae
virginalis aedi coepta.')
15 Vorsterman Van Oyen 1889, 6.
16 Zie o.a. Kronenburg 1909, 84-7 voor een
compleet overzicht van de vermeldingen.
17 Van Herwaarden 1978; Abelmann, Heel en Uil
1974; Uil 1980.
18 English 1926, 202.
19 Resp. English 1926,187; Vorsterman Van
Oyen 1889, 70.
20 Reepmaker 1927, 28.
2' English 1926.
22 Handschrift 448; English 1926 afb. 1.
23 Het pamflet werd te Brugge uitgegeven en
besloeg 16 pagina's. De volledige titel luidt:
'Nauwkeurige uitlegging van den historischen
en geestelijken STOET die te Brugge zal
uitgaen den 31 augustus 1852 gedurende de
feesten gegeven ter gelegenheid van het
huwelyk van hunne koninklyke hoogheiten
den hertog en de hertogin van Brabant'.
24 Gezelle 1870; overgenomen door o.a.
Kronenburg 1909 en vele anderen.
25 Hechtermans 1966.
26 English 1926,193.
Geraadpleegde literatuur
Abelmann, L.J.C. van Heel en H. Uil, 1974:
Strafbedevaarten in Zeeland, Bull, van de
werkgroep Historie en Archeologie, afl. 21 zomer
1974, Goes.
Dezutter, W.P., 1988: Beschilderde grafkelders in
Brugge, in: H. de Witte (red.): Brugge Onderzocht.
Tien jaar stadsarcheologisch onderzoek 1977-
1987, Brugge (Archeo-Brugge 1) 193-208.
English, M, 1926: Het O.L.V.-beeld van het stadhuis
te Brugge, Annates de la Société d'Emulation de
Bruges. 164-202.
Gezelle, G., 1870: De wonderbare Legende van
O.L. Vrouwe met den inktpot vroeger tot
Aardenburq, nu tot Brugge, Rond den Heerd.
no. 28 en 29.
Heeringen, R.M. van, A.M. Koldeweij en A.A.G.
Gaalman, 1987: Heiligen uit de modder.
In Zeeland gevonden pelgrimstekens. Zutphen.
Heeringen, R.M. van, 1989 en 1991: Inventarisatie
pelgrimsinsignes, in: Archeologische kroniek van
Zeeland over 1988 en 1990, Archief van het
Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen 1989 en 1991 (in druk).
Hechtermans, H„ 1966: O.L.-Vrouw met de inktpot,
Middelares en Koningin 33, 77-79,114-117,
147-149.
Herwaarden, J. van, 1978: Opgelegde bede
vaarten. Assen/Amsterdam.
Hoffman-Klerkx, E.L., 1987: Sprekende graven,
Utrecht.
Koldeweij, A.M., 1987: 'Teekenen van Mynheere
St. Lenaert': Pelgrimsinsignes uit Dudzele, Biekorf
87,305-317.
Kronenburg, J.A.F., 1909: Maria's heerlijkheid in
Nederland, VI, 68-87.
Melker, B.R. de, 1987: De ontwikkeling van de
stad Aardenburg en haar bestuurlijke instellingen
in de Middeleeuwen, Middelburg (Scriptiereeks
Commissie Regionale Geschiedbeoefening
Zeeland deel 3).
Meyerus, 1561Commentarii Sive Annales rerum
Flandricarum, Antwerpen.
Reepmaker, K.L., 1927: Bijdrage tot de
geschiedenis van de Aardenburgse Onze Lieve
Vrouwe- of Mariakerk 643-1625, Oostburg.
Stalpaert, H., 1961De speelman van Aardenburg,
Biekorf 62, 321 -335.
Uil, H„ 1980: Middeleeuwse strafbedevaarten
vanuit Zierikzee, Kroniek van het land van de
Zeemeermin ISchouwen-Duiveland), 5, 24-44.
Vandenberghe, S. et W.P. Dezutter, 1983: Trois
insignes de pélerinage du 15e siècle de Notre-
Dame d'Aardenburg, Berichten van de Rijksdienst
voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 33,
455-459.
Vorsterman van Oyen, G.A., 1889: Het archief van
Aardenburg, I, Middelburg.
102