Dolf Jaspers (1933-1976): De kleuren van de vrijheid Fernand Handtpoorter In 1961 verhuisde Dolf Jaspers samen met zijn jonge vrouw Jos Kraay van Amsterdam naar Assenede (België). Op 30 januari 1957 waren zij gehuwd. Dolf had haar leren kennen toen ze samen studeerden aan de kunst nijverheidsschool en samen leerden schilderen 'naar het levend model'. Nu wachtte hen een onzekere toekomst. Dolf had behoorlijk zijn brood kunnen verdienen als een achtenswaardig ambachtsman, waartoe hij was opge leid. Daar bedankte hij voor. Hij was opgeleid voor smid, bankwerker en lasser, maar hij verkoos het onzekere voor het zekere. Hij had één grote droom: kunstschilder worden. Als kunstschilder wilde hij aan de kost komen en door het leven gaan. Waarom kiest hij nu voor het Vlaamse platteland? Een collega-kunstschilder, de Nederlander Geert van Fastenhout, was even daarvoor in deze streek komen wonen en had deze in lyrisch- bewogen woorden Dolf aangepraat. Het toeval wilde dat beeldhouwer Karei Gomes, die met Dolf bevriend was, Pim de Rudder had leren kennen. Pim was galerijhouder in Assenede en bezat er ook een paar huisjes aan de rand van het vlakke, eeuwige polderland. Aan Dolf verhuurde Pim een boeren huisje bij de kreek op de Hollekensdijk, op een boogscheut van de Nederlandse grens. Rond dezelfde tijd kwamen, naast Geert van Fastenhout en Dolf Jaspers, nog een aantal andere jonge en begaafde artiesten uit Amsterdam afgezakt: de schilders Cornelis Doolaard, Dick van 't Wout, George Degenart, Clara de Jong, Paul Visser en allicht nog anderen. Het plattelandsleven wordt voor Dolf een openbaring. Het bijna lege land schap, waar de felle winden ongehin derd de populieren kunnen geselen, waarin de mens gereduceerd is tot een slaafse onderdanigheid aan de arbeid en aan de grillen van de natuur, bekoort Dolf van meet af aan. Meteen heeft hij zijn voornaamste inspiratiebron gevon den. Hij voelt zich onmiddellijk thuis in de Oostvlaamse en Zeeuws-Vlaamse polderstreek, hij maakt er talloze contacten en al wat kleur is in dat grenzeloze landschap brengt hij over op doek met verf en kleuren die hijzelf op een ambachtelijke wijze uit poeders heeft vermengd. Want zo is Dolf inderdaad ten voeten uit: persoonlijk, ambachtelijk, origineel. Een krachtige persoonlijkheid met een héél groot hart, dat zal een ieder die hem gekend heeft, hem graag toegeven. Al kan hij dwars liggen en soms, als het hem niet zint, bepaald onaangenaam zijn. Temperament, dat had hij te over. "Denkend aan Dolf Jaspers, leeft hij zoveel jaren nadien weer op als het prototype van een spontaan mens, ongeremd en hevig in al zijn gevoelens van sympathie, vriendschap, liefde, afkeer en haat. Hij was wars van conventies, hij was voor of tegen; een tussenweg bestond niet voor hem," zo zal zijn vriend kunstcriticus Willem Enzinck van hem getuigen. Samen met Karei Gomes zal Dolf nog exposeren in de Galerij van Pim de Rudder te Assenede. Zijn verhuis naar de polderstreek betekent een keerpunt in zijn leven en de start voor zijn rijke oeuvre. Hij krijgt er zijn definitieve plooi en wie het werk van Dolf enigszins kent, zal deze streek nooit nog anders kunnen zien dan uit de ogen van de kunstenaar. De periode die daarvóór komt, is weinig opzienbarend en wordt overschaduwd door de gruwel van de oorlog. Wat hem uit die oorlog levenslang is bijgebleven is de openbare terechtstelling van zeven burgers op het Weteringplant soen, waarvan hij noodgedwongen getuige was. Dat gebeurde in 1944. De knaap is 11 jaar oud. Dolf (Rudolf) Jaspers is geboren op 13 januari 1933 in Amsterdam. Zijn ouders woonden in De Pijp, een volkse buurt in Amsterdam. Van vaderskant was hij van Oostfriese afkomst: zijn vader Hinrich Jaspers was geboren in Bad Zwischenahn in de streek van Oldenburg (Neder- Saksen) in een stug Calvinistisch gezin en was in 1930 naar Nederland geëmigreerd. Zijn moeder Cornelia Bult is een Nederlandse. In 1943 wordt in het gezin nog een meisje geboren, Dolfs enige zuster. Reeds in 1947 sterft Dolfs vader aan de gevolgen van een hartstilstand op 40-jarige leeftijd in Bad Zwischenahn. Lager onderwijs volgt Rudie op een Duitse school in Amster dam. Door zijn vader bezit hij ook de Duitse nationaliteit. Op deze school staan de vechtsporten hoog in aanzien. Rudie verwerft enige bedrevenheid in judo en karate, minder in rekenen en taal. Op vijftienjarige leeftijd gaat hij van de school af. Tussen zijn vijftiende en zijn eenentwintigste werkt hij in garages, in de metaalindustrie, in de wijnkoperij en in de Amstelbrouwerij. Door avondonderwijs wordt hij opgeleid tot smid, bankwerker en lasser. Op zaterdagmiddag volgt hij les bij een amateur-kunstschilder en leert schil deren naar ansichtkaarten. Wat later gaat hij in de leer bij Herman IJzerbaert, een kunstschilder van Vlaamse origine, een kleurrijke figuur, revolutionair en overtuigd communist. Toch blijft Dolf in hoofdzaak een auto didact. Samen met zijn vriend Leo Dooper laat hij zich inschrijven in de kunstnijverheidsschool, de latere Rietveldacademie. Inmiddels is Dolf 22 jaar geworden en samen met Leo Dooper wordt hij opgenomen bij de "Onafhankelijken", een kring van linkse Amsterdamse kunstschilders, die zij enkele jaren later met een hooglopende ruzie zullen verlaten. Dolf houdt zijn eerste tentoonstellingen en wordt erkend als een ruig expressionistisch natuurtalent. In België blijft Dolf niet lang wonen. Het jonge gezin betrekt al spoedig een hoevetje op het gebied van de Clara- polder in IJzendijke. Toch zijn beide kanten van de grens hem even lief, identiek, de twee gezichten van één natuur. Die natuur is trouwens een openbaring, telkens opnieuw, het aardse paradijs. Hij voelt zich rijk en vrij, al is de strijd om den brode hard. Een onafhankelijke natuur als de zijne heeft nood aan vrijheid en ruimte en deze zijn hier in overvloed aanwezig. De natuur is er even onstuimig, even onrustig en heftig bewogen als hij zelf is. Zijn produktie is immens en de tentoonstellingen volgen elkaar in een snel tempo op. En op 9 mei 1966 wordt zijn dochter Lotte geboren in Sluiskil (gem. Terneuzen). Enige tijd later betrekt het gezin de ruime woning die Dolf had gekocht op de Markt te IJzendijke. Hij blijft er wonen tot aan zijn dood. Aan onderwerpen ontbreekt het hem niet. Zijn landschappen uit de polder streek zijn talloos: velden, weiden, luchten, boerderijen, rijen populieren, 137

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1991 | | pagina 23