Nehalennia, een Zeeuwse Venus
Aedicula van het votiefattaar van Marcus Exgingius Agricola, burger van Trier,
zouthandelaar, gevestigd te Keulen.
Het andere type altaar bestaat uit een
nis met daarin een afbeelding van de
godin waarin ze zit of staat, met
attributen. Haar kleding is duidelijk te
onderscheiden: een lang gewaad met
daarover een kort schoudermanteltje,
dat een geschulpte benedenrand heeft
en gesloten wordt met een broche. Het
manteltje komt bij geen der andere
verwante moedergodinnen voor en mag
derhalve worden beschouwd als
"Zeeuwse klederdracht" (10). De nis
heeft de vorm van een tempel, met een
schelpvormige bedekking die op zuilen
rust. Onder de nis bevindt zich een
tekst. Vrijwel alle altaarstenen hebben
een bekroning in de vorm van een
fronton. Sommige stenen hebben
bovenop de vorm van een offersteen,
die aan weerskanten geflankeerd wordt
door een rol of kussen, ofwel
houtblokken. Varianten komen voor met
zeemonsters of dolfijnen, of vruchten.
Op de symbolische offertafel liggen
vruchten, meestal 4, een enkele keer
meer. De zijkanten van de altaren zijn
ook voorzien van afbeeldingen, meestal
een hoorn van overvloed, een boom of
een plant. Enkele keren komt een
scheepsroer voor, op vier stenen staan
personen afgebeeld. Ook voorstellingen
van de Romeinse goden Hercules en
Neptunus komen voor. Bij een aantal
stenen is op de achterzijde een gordijn
uitgehouwen (11).
De teksten op beide soorten stenen
bestaan uit een aanroeping van de
godin: DEAE NEHALENNIAE: daarna
volgen de namen van de opdracht
gevers, de dedicanten, eventueel met
hun beroep en een aanduiding van hun
woonplaats; vervolgens komt de
formulering betreffende het inlossen van
de belofte: VOTUM SOLVIT, sterk
afgekort; over het algemeen besluit de
tekst met: LIBENS MERITO, ook sterk
afgekort, en met de betekenis van
gaarne en met reden. Uiteraard zijn hier
varianten op mogelijk.
Tempel
Een tempel voor inheems-Romeinse
goden bestaat uit een centraal gebouw,
een CELLA, dat een torenachtig uiterlijk
heeft. Het heeft meestal twee
verdiepingen en aan alle zijden een
zuilengalerij. Het gebouw staat op een
podium dat met een trap is te bestijgen.
Via een ingang in de voorzijde komt
men in de ruimte waar het beeld of de
beelden van de godheden staan.
Binnen de tempel wordt niet geofferd, en
staan ook geen votiefaltaren. Deze
staan in de zuilengalerij of in de open
lucht rondom het gebouw, of in een
bijgebouw. Op sommige Nehalennia-
altaren bevindt zich een uitgehakte
offerschaal. Het is mogelijk dat hierin
regelmatig fruit wordt geofferd.
In Nederland zijn diverse inheems-
Romeinse tempels gevonden. In Zeeland
zijn tempelrestanten bekend in
Domburg, Colijnsplaat en Aardenburg.
De laatste heeft een grootte gehad van
ongeveer 5,5 bij 5,5 meter. Vermoedelijk
zijn dit ook de afmetingen van de
Noordbevelandse tempel geweest (12).
De tempel bij Domburg heeft aan de
binnenzijde van de strandwal gestaan
aan de rand van het daar achter liggende
veengebied. Het duin heeft zich tijdens
de Duinkerke-ll transgressie verplaatst
waardoor de tempel onder het zand is
gekomen. Zware stormen hebben de
restanten in 1647 voor korte tijd aan de
oppervlakte gebracht. De tempel moet
tegenwoordig zo'n 600 van de huidige
kustlijn verwijderd zijn. De tempel bij
Colijnsplaat heeft op de zuidelijke oever
van de Romeinse Schelde gestaan.
Doordat deze zeearm na de derde
eeuw een andere loop heeft genomen is
de bodem waarop de tempel is
gebouwd weggeschuurd, en is het
146