50 jaar economische ontwikkeling van Tholen en Sint Philipsland 1900 via het veer Anna Jacoba-Zijpe met de Schouwen-Duivelandse tramweg. Het had te weinig demo grafisch gewicht om hiervan te profiteren. Voor het vrachtvervoer hebben de landbouwhavens lang grote betekenis gehad, waarna later de vrachtauto de taak heeft overgenomen. De suikerbieten vonden hun bestem ming vooral in de fabrieken in Steenbergen en Dinteloord. Knippenberg en De Pater geven in kartogrammen een belangwekkend beeld van het verkeersisolement voor verschillende gebieden van ons land. De gegevens zijn gebaseerd op de reistijd naar Utrecht in de jaren 1850, 1870 en 1920, in latere jaren door mij berekend naar de reistijd per auto. In 1850 is de reistijd van Tholen naar Utrecht 10 a 12,5 uur, gelijk aan de afstand van Midden-Zeeland (Sloe en Kreekrak) en korter dan de reistijd van de perifere gebieden als Zeeuwsch- Vlaanderen. In 1870 - als het spoor wegnet in ons land zijn definitieve vorm krijgt - is de reistijd 5 a 7,5 uur en gunstiger dan voor westelijk Midden- Zeeland. In 1920 is de reistijd 2,5 a 5 uur, gelijk aan Midden-Zeeland en gunstiger dan de perifere gebieden. Thans bedraagt de reistijd per auto naar Utrecht ruim een uur. Ondanks de revolutionaire verbeteringen in de verkeersverbindingen is er heel lang een relatieve achterstand geweest. Nu de ligging veel centraler is geworden zijn er ook zekere - op grond van het inwonertal bescheiden - ontwikkelings mogelijkheden, b.v. voor kleine industrie, dienstverlening, tuinbouw en rekreatie. Het verkeer met auto's en vracht auto's over het veer tussen Oud- en Nieuw Vossemeer is weergegeven vanaf 1937. Met dit veer werd toen slechts een tiental eenheden per dag overgezet. In 1937 werden er over de brug ruim 200 eenheden per dag vervoerd. In de oorlog zakte dit terug tot ongeveer 50. In 1946 was met 160 eenheden nog steeds het niveau van voor de oorlog niet bereikt. Van de Provinciale Waterstaat is het volgende lijstje, steeds eenheden per etmaal. 1955 2000 1975 6850 1960 2600 1980 8740 1965 3700 1985 9320 1970 6700 1990 12000 Hoewel daarmee het landelijke groei- gemiddelde niet wordt bereikt karakte riseren de cijfers wel de opwaardering van regionale economische en maatschappelijke waarden. 1945 De laatste volkstelling voor W.O. II vond plaats in 1930, de daarop eerst volgende in 1947. In de tijd die daar tussen verliep waren er geen instituten die specifieke statistische gegevens verzamelden. In die jaren van depressie en oorlog echter traden geen grote veranderingen op. Pas geruime tijd na 1947 toen het herstel werd afgesloten en de - vooral industriële - vernieuwing haar intrede deed zien we belangrijke wijzigingen in het economische patroon. De werkgelegenheid in de landbouw nam sterk af door rationalisatie; mechanisatie en ruilverkaveling. In de eerste decennia nam de werkgelegen heid in de industrie sterk toe, om later de eerste plaats af te staan aan de dienstensector. Op Tholen en Sint Philipsland werd dit proces nog onderbroken door de watersnoodramp van 1953 die wederom een periode van herstel inluidde. De volgende tabellen geven de werkgelegenheid weer, dat wil zeggen het aantal arbeidsplaatsen in het gebied Tholen. Voor 1930 en 1947 is alleen de mannelijke en vrouwelijke beroeps bevolking bekend, met inbegrip dus van de pendel. Voor de volgende jaren is de pendel niet inbegrepen. De in- en uitgaande pendel zal aan een aparte beschouwing worden onderworpen. Zie tabel 1 Het beeld is duidelijk. De dienstensector onderging van 1930 tot 1947 een Gebied dat in 1850, 1870 en 1920 binnen een bepaalde reistijd vanuit Utrecht bereikbaar was. 171

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1991 | | pagina 13