50 jaar economische ontwikkeling van Tholen en Sint Philipsland Bedrijfsontwikkeling Tabel 7 Uitgaande pendel Inkomende pendel 1957 350 W.v. Rotterdam e.o. 200 en Brabant 150 1959 410 w.v. de helft naar Rotterdam 210 w.v. 90 van Schouwen- Duiveland (herverkaveling) 1960 1963 1964 1966 650 1120 1410 1500 w.v. 1000 naar Zuid-Holland w.v. 360 naar haven Rotterdam 155 aflopende cultuur technische werken 1969 1180 w.v. 675 naar Zuid-Holland 440 naar Brabant, 45 naar Goes 205 w.v. 170 uit Brabant 1970 1190 is 38% van de mannelijke afhankelijke beroepsbevolking 90 vrouwen naar Bergen op Zoom 65 vrouwen uit Brabant 1973 1340 1990 naar Goes e.o. 1185 Walcheren 140 Zeeuws VI. 15 Totaal 1340 naar Zuid-Holland 2000 en Noord-Brabant Tabel 8. Geheel werkloze mannen of geregistreerde arbeidsreserve Juli 1946 11 1948 25 1949 1950 1959 van de jaren tachtig heeft de industrie door een actief gemeentebeleid een flinke sprong voorwaarts gedaan. Tussen 1981 en 1985 was het aantal arbeidsplaatsen voor mannen nog gedaald van 1385 naar 945. Ook al zijn al deze - aan de jaarverslagen van het Districtsbureau voor de Arbeids voorziening ontleende - cijfers van jaar tot jaar niet geheel betrouwbaar met name voor wat betreft de deeltijdbanen, zij geven in ieder geval duidelijke tendenties weer. Zie tabel 4 December Gemiddeld 50 189 322 650 190 Indicatief voor de ontwikkeling van het economisch leven in de bouwnijverheid, die gevoed wordt door de andere sectoren, en van deze de spin-off is. De groei voor wat betreft mannen is als volgt - 1930: 381; 1947: 407; 1985: 485; 1990: 605. De groei van de industrie vooral is hiervan de oorzaak. In de eerste decennia van W.O. II vestigden zich vele kleine industrieën, tendele met de industrie-investerings premie die mogelijk werd door de aanwijzing van Sint Maartensdijk als ontwikkelingskern. In 1949 wordt nog de aanwezigheid van een manden makerij vermeld, een afstervend beroep dat plaats maakt voor de produktie van ijzeren manden en kisten. Van andere oude beroepen blijkt uit de arbeids marktbeschrijving van die jaren niets. In Tholen bevinden zich vanouds enkele visconservenbedrijven. In 1949 is er slechts sprake van één bedrijf met meer dan 10 arbeidsplaatsen (in feite 15), namelijk een oesterkwekerij. In 1946 wordt in Scherpenisse een groenvoederdrogerij opgericht, die met 15 mannen in 1959 als grootste bedrijf wordt genoemd. Van de confectie bedrijven die zich hebben gevestigd is weinig meer over. Zo verdwenen een bedrijf voor dames- en herenkleding (1959 gesticht), later een zeilenfabriek voor surfplanken, een confectiefabriek, een breierij en een lingeriefabriek. In deze sector bleef over een lingerie- en foundationfabriek met ruim 100 medewerkers. Van de twee banket- fabrieken is er een overgegaan naar verpakkingen, met meer dan 200 arbeidskrachten de grootste van Tholen en een zeer sterke exportpositie. Gehandhaafd en tot ontwikkeling gekomen hebben zich bedrijven in de sector metaalcoating, bouwchemicaliën, koeltechniek, hete luchtverwarming een timmer- en enkele machine fabrieken. Opgeheven werd het bedrijf Pearl Essence te Tholen, waar guarine of viszilver voor nagellak werd vervaardigd van vis, wat een enorme stankoverlast veroorzaakte. In 1959 werd Sint Maartensdijk door het Rijk als ontwikkelingskern aan gewezen. Een tiental jaren lang werd industrie-vestiging gepremieerd en werd de infrastructuur gesubsidieerd. Dit heeft tot bescheiden resultaten geleid, maar is tevens de opmaat geweest tot een positieve houding tegenover industrie-ontwikkeling. De laatste jaren is een stuwend gemeentelijk ontwikkelingsbeleid er oorzaak van dat er ongeveer 100 arbeidsplaatsen per jaar bijkomen. Dat beleid is driedelig: het garanderen van risico-dragend kapitaal, het verle nen van een premie en het beschikken over vier bedrijfsverzamelgebouwen. Interessant is de vergelijking van de percentages werkenden in de industrie exclusief de bouwnijverheid - bron Kamer van Koophandel - in verschil- 174

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1991 | | pagina 16