Het waterschapsbestel op Tholen en Sint Philipsland na de Tweede Wereldoorlog Huidige geografische toestand met indeling van distrikten per 1 januari 1975. een Algemeen bestuur van ingelanden. Het Dagelijks Bestuur werd bijgestaan door een griffier-ontvanger. Bij de calamiteuze waterschappen, polders en waterkeringen werd het bestuursorgaan gevormd door een dijkraad, bestaande uit een voorzitter en leden. Dit bestuurscollege werd bijgestaan door een secretaris ontvanger. De dijkgraaf en gezworenen, alsmede leden van de dijkraad en hun voorzitter werden op voordracht benoemd door de Kroon. Om te kunnen worden toegelaten voor deelname aan een of meerdere bestuurscolleges van de verschillende waterschapslichamen, moest men stembevoegd ingeland zijn binnen het beheersgebied waar het betreffende bestuurscollege deel van uit maakte. Voor de betiteling van stembevoegd ingeland moest die persoon binnen het beheersgebied van dat onderhavige bestuurscollege een bepaald oppervlak aan cultuurgronden in eigendom hebben. Het oppervlak van cultuur gronden in eigendom binnen het betreffende beheersgebied was bepalend voor het enkel- of meervoudig stemrecht tijdens de ingelanden vergadering. Doordat binnen betrekkelijk kleine regio's meerdere bestuurscolle ges werkzaam waren kwam het veelvuldig voor dat dezelfde personen deel uit maakten van meerdere bestuurscolleges. Ontwikkelingen in de jaren 1900 Uit historische overzichten blijkt dat, van ver voor de Tweede Wereldoorlog tot 1 januari 1959 op Tholen en Sint Philipsland, de structuur van het waterschapsbestel waterstaatkundig zeer verdeeld in bestuurlijke zelfstandigheid was opgesplitst. Het eiland Tholen, met een oppervlakte van circa 12.000 ha, had middels een vaste brugverbinding nabij het stadje Tholen en een pontveer nabij Oud- Vossemeer, beiden over de Eendracht, ontsluiting op westelijk Noord-Brabant. Het eiland Tholen was verdeeld in acht waterschappen en een aantal op zichzelf staande, soms ingelegen, polders. Daarnaast waren er een drietal calamiteuze polders en waterkeringen. Nadat in 1904 het toen calamiteus zijnde waterschap Stavenisse vrijverklaard werd, hebben tot de waterschapsconcentratie van 1959 in de waterstaatkundige indeling zich geen wijzigingen meer voorgedaan. Het schiereiland Sint Philipsland, met een oppervlakte van circa 2.000 ha., was verbonden met westelijk Noord- Brabant door middel van de in 1884 aangelegde Slaakdam en de oostelijk daarvan in 1907 ingedijkte Prins Hendrik Polder. Tot 1923 zijn alle op Sint Philipsland gelegen polders zelfstandig gebleven. In dat jaar zijn de polders Anna-Jacoba, Kramers en Willem samengevoegd tot een water schap genaamd "Rumoirt". De in 1935-1936 ingedijkte Abraham Wissepolder is daarbij gevoegd. In 1944 heeft er een verdere concentratie plaats gevonden. Het waterschap Rumoirt en de polders Oude en Henriëtte zijn toen tot een waterschap Sint Philipsland samengevoegd. Het interprovinciaal waterschap De Prins Hendrik Polder, deel uitmakend van zowel de provincie Zeeland als Noord-Brabant, is binnen het water schapsbestel op Tholen en Sint Philipsland het langst zelfstandig gebleven. Sinds 1944, dus aan het eind van de Tweede Wereldoorlog, waren er op Tholen en Sint Philipsland de navolgende waterschappen en polders, met daarnaast een drietal calamiteuze polders en waterkeringen, e.e.a. zoals geïllustreerd in fig. 1 THOLEN Waterschappen: De Vrije Polders onder Tholen (1 opp. 1531 ha. bestaande uit de volgende polders Vijftienhonderd Gemeten Schakerloo Oud-Strijen Peuke Puit Nieuwland 179

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1991 | | pagina 21