Het waterschapsbestel op Tholen en Sint Philipsland na de Tweede Wereldoorlog Het Dagelijks Bestuur werd uitgebreid met 1 gezworene, vertegenwoordigende de ongebouwde eigendommen. De ver gadering van hoofdingelanden werd uitgebreid met 5 leden, waarvan 1 het gebouwd vertegenwoordigde. Op verzoek van het waterschap Sint Philipsland werd in het reglement de bepaling opgenomen dat, gedurende de eerste 5 jaar, een van de hoofd ingelanden in de plaats van de gezworene zou optreden, de bestuursvergaderingen zou bezoeken, en bij bijzondere voorstellen aangaande het 8e district, over stemrecht zou beschikken. Waterschap De Prins Hendrikpolder opgeheven Na de aanleg van het Schelde- Rijnkanaal heeft er een grenswijziging tussen de provincies Zeeland en Noord- Brabant plaatsgevonden. Op voorstel van de beide provinciale besturen zijn door de Staten van de provincies, bij de besluiten van 16 september 1983 en respectievelijk 31 augustus 1983, besloten om met ingang van 1 januari 1984 het interprovinciale waterschap De Prins Hendrikpolder op te heffen. Het binnen de grenzen van Zeeland gelegen gedeelte werd toegevoegd aan het waterschap Tholen. Het op Noord-Brabants grondgebied gelegen gedeelte werd toegevoegd aan het waterschap De Heensepolders onder Steenbergen. De calamiteuze waterkeringen hebben afgedaan De vanaf 1870 daterende wet op de calamiteuze polders en waterkeringen is in 1978 komen te vervallen. Tussen het Rijk, de Provincie en de waterschappen in Zeeland zijn in 1978 de volgende regelingen overeengekomen. 1Normale doeluitkeringen van het Rijk; 40-60% regeling. Het Rijk betaalt 60%, het betreffende waterschap 40%. 2. In geval van calamiteiten, zoals dijk en oevervallen alsmede nieuwe oeververdedigingswerken de zogenaamde 80-10-10% regeling. Een en ander betekent dat het Rijk 80%, de Provincie en het betreffende waterschap elk 10% van de kosten voor hun rekening nemen. De zogenaamde 80-10-10%-regeling is de laatste jaren een punt van overleg geweest. Met het vervallen van de wet van 1870 zijn eveneens de afzonderlijke administraties van deze waterkeringen binnen het betreffende waterschap komen te vervallen. Nieuwe ontwikkelingen binnen het Zeeuwse waterschapsbestel Ingevolge de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (W.V.O.) zijn de provincies belast met de actieve taak van het beheer oppervlaktewateren. Echter op grond van artikel 12 van deze wet worden de provincies in de gelegenheid gesteld deze taak te delegeren aan, o.a. op te richten zuiveringschappen of reeds bestaande lichamen, zoals de waterschappen. De Zeeuwse waterschappen, ook het Thoolse, hebben al vroegtijdig aan het provinciaal bestuur, te kennen gegeven hieraan hun medewerking te willen verlenen. Dit betekende dat bij de waterschappen naast het passief beheer, het verlenen van vergunningen, ook het actieve beheersaspect werd ondergebracht. Na zorgvuldige afweging, hebben op voorstel van Gedeputeerde Staten, de Staten van Zeeland bij hun besluit van 25 juni 1973, no. 21 /V deze taak gedelegeerd aan de waterschappen, c.q. het waterschap Tholen. Aan dit besluit werd door de Staten de bijzondere voorwaarde verbonden dat de waterschappen op basis van een gemeenschappelijke regeling een samenverwerkingsverband moesten aangaan om de meer technolo gische zaken verwant aan deze taakstelling te behartigen. Ook moest deze dienst over een laboratorium kunnen beschikken. Tevens diende in overleg met de betrokken water schappen de provincie Zeeland, omtrent de gang van zaken binnen de betrokken waterschappen, door deze dienst te worden gerapporteerd en zonodig omtrent zaken binnen de waterschap pen te worden geadviseerd. Het bestuur van deze gemeenschappelijke regeling moest worden gevormd uit zittende bestuursleden van de deelnemende waterschappen. Het voorgaande heeft ertoe geleid, dat met ingang van 1 januari 1975 het waterschap Tholen met deze taakuitbreiding kreeg te maken. Gekoppeld hieraan werd het water schap geconfronteerd met een nieuwe categorie belanghebbenden c.q. ingelanden. Namelijk alle hoofd bewoners van woonruimten, bedrijf- voerders en gemachtigden van instellin gen e.d. welke verontreinigingsheffing moeten betalen verkregen het stemrecht als ingeland van het waterschap. Ook de samenstelling van het Dagelijks- en Algemeen Bestuur werd hierop afgestemd, e.e.a. zoals geregeld in het gewijzigde bijzondere reglement van het waterschap Tholen. De bestaande verdeling in 8 distrikten werd teruggebracht naar 5 distrikten (fig. 3). De Algemene Vergadering wordt gevormd door de dijkgraaf, zeven gezworenen en zesendertig hoofd ingelanden. De zesendertig hoofdingelanden vertegenwoordigen de volgende belangen: 25 hoofdingelanden: ongebouwde eigendommen 5 hoofdingelanden: bebouwde eigendommen 5 hoofdingelanden: waterverontreiniging huishoudelijk 1 hoofdingelande: waterverontreiniging industrieel Het Dagelijks Bestuur wordt gevormd door de dijkgraaf en zeven gezworenen. Uit elk distrikt (5) treedt een gezworene op als vertegenwoordiger voor de ongebouwde eigendommen. Daarnaast een gezworene voor de bebouwde eigendommen, en een gezworene vertegenwoordigende de huishoudelijke en industriële vervuilers. Deze taakuitbreiding heeft het waterschap duidelijk dichter bij de burger gebracht. Hoewel aanvankelijk werd gedacht dat de publieke belang stelling voor het waterschap zou toenemen moet men nu toch constate ren dat deze verwachting tot op heden ijdel is geweest. Verkiezingen bij meerdere kandidaatstelling voor hoofdingelanden bewijzen dit. De opkomst bij deze verkiezingen is uiterst minimaal. De toekomst van het waterschap? De Koninklijke Goedkeuring van de door de Provinciale Staten vastgestelde delegatieverordening waterkwaliteits beheer ging vergezeld met een brief van de minister van verkeer en 183

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1991 | | pagina 25