Het stille land Weihoek, een uitgestrekt weidegebied met onregelmatige kleine perceeltjes en een doolhof van met grind verharde weggetjes. Deze weilanden hadden een hobbelig en onregelmatig opper vlak. Men sprak van "geschaepen grond", grond die nooit geploegd was en er nog bijlag zoals hij geschapen was. Karakteristiek voor de Weihoek waren en zijn een tweetal boerderijen, Pauluswerf en Hogerwerf, die op terpjes gelegen zijnde boven de laae omgeving uitsteken. Waarschijnlijk is de onregelmatige lage oppervlakte echter ten dele het gevolg van moemering. Dit gebied werd hoofdzakelijk gebruikt voor het beweiden met mest- en jongvee. In de winter lag het er verlaten en moerassig bij. De weilanden waren rijk aan vogels; kievit, tureluur, grutto. Ganzen kwamen in de winter weinig op Tholen voor. Ook de Broekhoek in de Scherpenisse- polder had een dergelijk karakter. Kleinere moerassige stukken kwamen ook in andere polders voor: Priester- meet, de Noordpolder, het Oudeland van Sint Maartensdijk en dat van Schakerloo. In de vooroorlogse jaren was men druk bezig geweest met de oprichting van stoom- en motorgemalen om de afwatering te verbeteren. Het waterschap Poortvliet had zelfs in 1932 al een elektrisch gemaal gebouwd naast het oude stoomgemaal, waarvan de schilderachtige 'ruïne' nog altijd aanwezig is. Door de verbeterde bemaling werd vooral de wateroverlast in de winter minder, zodat de gras landen intensiever konden worden gebruikt en in veel gevallen zelfs konden worden omgezet in bouwland. Deze rustige ontwikkeling werd wreed verstoord door de inundaties van 1944. In februari werd op bevel van de Duitsers de bemaling gestaakt en werden de sluizen opengezet. Op sommige plaatsen werden de binnendijken doorgestoken en in april stond vrijwel het hele eiland onder water. Mensen en vee werden geëva cueerd, alleen de stad Tholen bleef droog en bewoond, omdat de coupures in de stadswallen konden worden gesloten. Deze situatie duurde tot na de bevrijding. Op 30 oktober 1944 wordt Tholen bevrijd. Het eiland zou pas in het voorjaar van 1945 droog komen te liggen. Een jaar was het eiland geïnundeerd geweest, wat lang genoeg was om grote schade te doen aan de beplanting. De bomen in de polders, langs de wegen en op de boerenerven, overleefden de inundatie niet, zodat het land kaal achterbleef. Alleen een aantal dijkbeplantingen en de beplanting van de stadswallen van Tholen bleven over. De ramp van 1 februari 1953 trof niet het hele eiland, maar wel grote delen ervan. Het hele westen, met inbegrip van Stavenisse, Sint Maartensdijk en Sint Annaland, kwam onder water te staan, evenals de polder Poortvliet. Stavenisse, waar meerdere doorbraken vlakbij en in de omgeving plaats vonden, behoorde met 156 dodelijke slachtoffers, waarvan 3 niet inwonende tot de zwaarst getroffen gemeenten van Nederland. In Sint Maartensdijk verdronken twee ingezetenen, terwijl twee slachtoffers uit Tholen en Gaasterland omkwamen. Het herstel van de dijken duurde op Tholen niet lang; in maart en april konden alle dijken weer worden gesloten. Desondanks was de zich juist herstellende beplanting weer zwaar aangetast, naast het verlies van zoveel mensenlevens, dieren en goederen. Evenals in een aantal andere delen van Zeeland, die door de februari-ramp waren getroffen, werd op Tholen tot een herverkaveling besloten. Hiertoe werd de herverkavelingswet Walcheren door middel van een noodwetje op het eiland van toepassing verklaard. Dit maakte een snelle werkwijze met eenvoudige procedures mogelijk. In het kader van deze herverkaveling werd ook de ontwatering geheei gemoderni seerd, zodat de laatste wateroverlast- problemen verdwenen. In het Poortvlietse weidegebied werd een onderbemaling geïnstalleerd. Juist voor dat gebied had de herverkaveling de grootste gevolgen. De weilanden werden geëgaliseerd en opnieuw verkaveld, en voor een flink deel in bouwland omgezet. Nieuwe verharde wegen werden aangelegd, waaronder de Bram Groenewegeweg van Poortvliet naar Sint Annaland. Van de weilandjes van "geschaepen grond" is vrijwel niets meer over, het zijn allemaal rationele raaigrasweiden geworden, die voor vogels minder interessant zijn. Alleen aan de Zwarteweg is nog een stukje "geschaepen grond" over, dat eigendom is van Staatsbosbeheer. Toch greep de herverkaveling op Tholen niet zo drastisch in het land schap in als op Schouwen-Duiveland. Dat kwam omdat het binnendijken stelsel, dat als het ware de basis vormt voor het Thoolse landschap, nauwelijks werd aangetast. Ook het wegenstelsel bleef grotendeels op dezelfde plaats, al werden wel nieuwe wegen aangelegd in de tot nu toe slecht toegankelijke gebieden, zoals we in de Weihoek hebben gezien. Van de andere weide gebieden is behalve in de Scherpe- nissepolder weinig meer over. Er kan nu wel een antwoord gegeven worden op de vraag, waarom op Tholen zoveel minder is veranderd dan op Schouwen-Duiveland. Tholen is twee maal gered door zijn binnendijken stelsel: eenmaal in 1953, omdat de verdeling in kleine eenheden ervoor zorgde dat niet het hele eiland werd overstroomd en ook een sneller dijkherstel mogelijk maakte, en eenmaal bij de herverkaveling, toen de aan wezigheid van de dijken de continuïteit van het landschap verzekerde. Daarbij moet overigens niet worden vergeten, dat de herverkavelingscommissie op Tholen ook zorgvuldiger omging met het landschap dan die op Schouwen- Duiveland, waar veel binnendijken, met name buiten de grote polder Schouwen, zonder slag of stoot werden geslecht. Op Tholen zijn alleen de binnendijken tussen de Puit- en Peukepolder, en verder delen van dergelijke dijken van de Oud-Strijenpolder, van de Slabbekoornpolder onder Sint Maartensdijk en van de Nieuwe - Annex - Stavenisse afgegraven, afgezien van onbetekende stukjes elders. Ook aan de herbeplanting van het landschap werd aandacht besteed. Hoewel de iep al voor de oorlog grotendeels uit het landschap was verdwenen, wist men toch een gevarieerd herbeplantingsplan uit te voeren: behalve populier ook els, wilg, esdoorn en eik. Tholen is ook groter geworden. De Pluimpot, die een diepe inham in de Thoolse kust vormde, werd in 1957 afgesloten, waarbij de karakteristieke getijhaventjes van Scherpenisse en Sint Maartensdijk, de eerste nog moei zaam opengehouden door een kleine spuikom, ophielden te bestaan. Het stuk van de Pluimpot tussen deze twee plaasten is onherkenbaar veranderd en is grotendeels industrieterrein gewor den, een nieuw element in het Thoolse landschap. Het zuidelijke stuk werd een aantrekkelijk natuurgebied met 187

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1991 | | pagina 29