Het stille land gouden randje aan de Zuidkust langs de Oosterschelde. De daargelegen zilte graslanden in de inlagen en karrevelden behoren tot de mooiste van Zeeland, en zijn zowel uit oogpunt van vegetatie als vogelkundig van groot belang. In het kader van de uitvoering van het Nationaal Natuurbeleidsplan en van de komende ruilverkavelingen wordt gestreefd naar een definitieve en actieve bescherming van deze gebieden. Zo krijgt ook de natuur op Tholen de aandacht die zij verdient. In dat kader past ook de recente oprichting van een eigen natuurvereniging, "Rubia tinctorum" genoemd naar de vroeger voor Tholen zo karakteristieke meekrap, een vereniging die zich actief voor het behoud van het fraaie eiland inzet. Sint Phllipsland In tegenstelling tot Tholen is Sint Philipsland vooral een vlak land, een land van indrukwekkende vergezichten en hoge luchten. Het is - zelfs voor Zeeuwse begrippen - ook een jong land; de Oude Polder werd in 1487 bedijkt, maar dankt zijn huidige karakter aan de herbedijking van 1645. Een groot deel van het eiland dateert pas uit de 19e eeuw. Het heeft daarom ook een strak karakter met hoofdzakelijk recht hoekige verkavelingen. Alleen de oude kreken als de Bruintjeskreek en de Luister zorgen voor wat onregelmatig heden in het patroon. In 1859 werd de Slaakdam aan gelegd, die echter in 1860 en 1861 zo zwaar werd beschadigd, dat deze buiten gebruik kwam. Eerst in 1884 volgde de aanleg van de Slaakdam op de huidige plaats. Na de aanleg van de tramlijn Steenbergen-Anna Jacobapol- der en de aansluitende verbinding Zijpe-Zierikzee-Brouwersdam op Schouwen-Duiveland kreeg het eiland een belangrijke functie in het verkeer naar Zeeland. De verbinding van Schouwen-Duiveland met Noord- Brabant liep dwars over het eiland, maar volgde het bestaande wegen- en dijkenstelsel. Ook de trambaan volgde grotendeels de bestaande structuur, maar kruiste wel de Bruintjeskreek. Vlak voor de oorlog, in de jaren 1938-1940 werd de nieuwe Rijksweg aangelegd. Deze liep in kaarsrechte lijn van de Slaakdam naar de veerhaven van Anna Jacoba. In de Anna Jacoba- polder volgde hij gelukkig het patroon van de verkaveling, maar de Oude Polder werd op afschuwelijke wijze scheef doorkruist en de Bruintjeskreek werd rigoureus in twee stukken gehakt. Jammer genoeg kennen de meeste bezoekers het eiland alleen maar vanaf deze weg, en daardoor maakt het landschap een veel saaier en eentoniger indruk dan het in werkelijk heid is. Ook Sint Philipsland onderging het lot van inundatie tijdens de Tweede Wereldoorlog. In het voorjaar van 1944 werden de sluizen opengezet, waardoor het grootste deel van het eiland werd geïnundeerd. Alleen de Oude- en Henriettepolder bleven droog, waardoor gelukkig ook het dorp voor overstroming werd gespaard. Een dreigende inundatie van de Oudepolder, vlak voor de bevrijding, kon op het nippertje worden voorkomen. Een belangrijk gevolg van deze inundatie was, dat in de ondergelopen polders alle houtgewas doodging. De ramp van 1953 bracht ook Sint Philipsland een flinke slag toe. Vrijwel het hele eiland liep nu onder water; alleen de Prins Hendrikpolder bleef geheel droog. Het dorp werd vooral materieel zwaar getroffen, maar het aantal slachtoffers bleef beperkt tot negen. Gelukkig konden de dijkgaten snel gedicht worden; op 26 maart was het hele eiland weer droog. Voor het landschap hadden deze inundaties belangrijke gevolgen, omdat vrijwel geen boom ze had overleefd. Het eiland was dus nog vlakker geworden dan het al was. De overstroming van 1953 betekende ook het einde van de tramlijn. Het deltaplan leek aanvankelijk voor Sint Philipsland weinig gevolgen te hebben. De Oosterschelde zou worden afgesloten en zoet worden, verder zou in de positie van het eiland geen wijziging komen. Dit veranderde echter toen besloten werd het getij in de Oosterschelde te handhaven. De Schelde-Rijnverbinding, die de Slaakdam kruiste, zou getijloos en zoet moeten worden, en dat betekende de aanleg van compartimenterings- dammen via Sint Philipsland: de dam naar Tholen en de Philipsdam. Vooral de laatste is voor het karakter van het eiland van grote betekenis geweest, omdat er nu een nieuwe verbinding met Schouwen-Duiveland tot stand kwam en de veerdienst kon worden opgeheven. Om twee redenen werd de aansluiting van de Philipsdam zover mogelijk naar het oosten gelegd. In de eerste plaats werd daardoor het getij- degebied van de Oosterschelde zoveel mogelijk vergroot; de schorren aan de noordkant van het eiland konden zo hun karakter behouden. Maar ook de bevolking en het gemeentebestuur pleitten voor een oostelijke aansluiting: deze kostte minder landbouwgrond (de dijk van de Prins Hendrikpolder werd ervoor naar buiten verlegd) en zou ook de rust op het eiland zo weinig mogelijk verstoren. Vooral het drukke verkeer op zondag strookt niet met het karakter van de bevolking. Het gevolg van deze ontwikkelingen is geweest dat Sint Philipsland weer meer eiland is dan het voor 1953 was en nu geheel bezijden de grote verkeersstromen ligt. De grote weg en de veerhaven liggen er stil en verlaten bij. Toch zijn er nog belangrijke ver anderingen op til. De ruilverkaveling, die momenteel in voorbereiding is, zal de structuur van het eiland weinig veranderen, maar wel ingrijpen in het landschap. Het voornaamste natuur gebied op het eiland, de fraaie Bruintjeskreek, zal worden uitgebreid met de aangrenzende agrarische gronden, waardoor het oorspronkelijke karakter van de kreek weer in ere zal worden hersteld. Het gebied kan zich dan ontwikkelen tot één van de mooiste kreeklandschappen van Zeeland. Delen van de kreek zijn reeds aan gekocht door de Stichting Het Zeeuwse Landschap, die geleidelijk ook de rest van het gebied zal gaan beheren. Ook de eendenkooi is al in het bezit van Het Zeeuws Landschap. Deze kooi is vooral interessant om zijn vorm geving, waarbij handig gebruik is gemaakt van de kronkels van de Koepelkreek. De kooi beschikt nog altijd over zijn afpalingsrecht. Het is de bedoeling om hem in bedrijf te houden en het kooibos nog wat uit te breiden. De beplanting van de dijken maakt ook onderdeel uit van het landschapsplan van de ruilverkaveling. Het ziet er naar uit dat Sint Philipsland langzamerhand toch wat boomrijker zal worden, al blijft het open karakter overheersen. Tot slot mag niet onvermeld blijven, dat Sint Philipsland een boeiende Natuurvriendenvereniging bezit, die naar rato van de bevolking tot de grootste van Nederland behoort. 190

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1991 | | pagina 32