'Rationaliteit' op Thoien en Sint Philipsiand
Van buitenaf en/of van binnenuit
Daartegenover past slechts een
combinatie van respect, behoed
zaamheid en lijdzaamheid. Het veiligst
is nog, zelf zo weinig mogelijk in de
loop der gebeurtenissen tussenbeide
te komen.
Sommige gebeurtenissen, en daar
toe behoren bijna alle interventies die
in de eerste paragraaf werden
opgesomd, voltrokken zich wel onder
hun ogen, maar niet echt tevens door
hun toedoen, zodat zij er in strikte zin
niet voor aansprakelijk kunnen worden
gesteld.
De vraag rijst nu, in hoeverre deze
lijdelijkheid te rijmen valt met het verzet
dat vaak tegen veranderingsvoorstellen
wordt geboden. In het lokale openbaar
bestuur staan met name afgevaardig
den van de SGP erom bekend dat zij
nogal gauw en lang niet alleen op
voorspelbare momenten 'dwarsliggen'.
Zijn lijdelijkheid en verzet niet innerlijk
met elkaar in tegenspraak?
Voor menige eilandbewoner uit de
reformatorische hoek, en zeker voor de
bedoelde lokale vertegenwoordigers,
ligt hier nauwelijks een probleem. Ten
eerste, zeggen zij, verlieze men niet uit
het oog dat vaak weerstand geboden
wordt als bepaalde godsdienstige
principes in het geding zijn (bv. rond de
zondagsrust). Wie die principes hoog
houdt, aldus ongeveer de redenering,
staat om zo te zeggen automatisch aan
de goede kant van de streep, behoeft
dus aan de juistheid van zijn of haar
keuze niet te twijfelen en kan het zich
daarom ook veroorloven, van geen
wijken te willen weten. Er ontstaat pas
een probleem wanneer er wél
geweken blijkt te worden, zeker
wanneer dat bovendien niet verhuld
blijft. Blijkt zoiets een gezagdrager uit
deze kring (bv. een SGP-raadslid of
wethouder) te overkomen, en dat is
natuurlijk ook in de praktische Thoolse
en Fliplandse gemeentepolitiek geen
volstrekte uitzondering, dan is dat
eigenlijk nooit goed te praten, tenzij
een beroep kan worden gedaan op
overmacht. En dat is dan ook precies
wat in voorkomende gevallen gebeurt.
Anders ligt het bij kwesties die
geheel buiten het principiële domein
vallen: dan is men de nuchterheid zelve.
Dat sluit aan bij de constatering van
waarnemers uit de jaren vijftig, volgens
wie een enigszins materialistische
inslag toen op Thoien onmiskenbaar
was. Dezelfde waarnemers verzekeren
ons dat het geestelijk leven er vrijwel
losstond van de werksfeer; terwijl men
in religieus opzicht in sterke mate
ingekeerd was, ging men in
economisch opzicht juist aardig met
zijn tijd mee (Van Putten, 1953: 93;
Streekverbeteringscommissie Thoien,
1959: 49-52).
Die nuchterheid is er nog steeds en
kenmerkt zelfs een flink stuk praktische
gemeentepolitiek. De aandachttrek
kende Thoolse aanpak' van het
werkgelegenheidsprobleem in de jaren
tachtig is maar één voorbeeld uit vele
andere dat laat zien dat men bij het
benaderen van praktische problemen
die niet principieel liggen, bepaald niet
minder voortvarend is dan in andere
gemeenten (Slager, 1991: 59-63).
Daar staat echter weer tegenover
dat er, voor wie daar op uit is,
welbeschouwd maar weinig beleids
kwesties zijn, waaraan in het geheel
geen principiële kanten te vinden zijn.
Het is in de beide gemeenteraden
geen uitzondering dat ook over op het
eerste gezicht 'neutrale' kwesties een
principieel debat wordt gevoerd (vgl.
Zwemer, 1990:191Vaak verleidt dat
voor- en tegenstanders van een
bepaald voorstel ertoe, elkaar eens
flink met eikaars principes om de oren
te slaan, in de hoop de ander te
overtuigen van tegenstrijdigheden in
diens argumentatie. Dat levert echter
vrijwel nooit meer op dan toegespitste
redeneringen, en het slot van het liedje
is meestal dat de 'principiëlen' hun
goedkeuring aan het betreffende
voorstel uiteindelijk onthouden. Dat wil
echter niet zeggen, dat hun
nuchterheid hen op zo n moment
blijkbaar in de steek laat Want uit hun
opstelling behoeft in het geheel geen
bloed te vloeien en zij zijn zelf de
eersten om dat drommels goed te
beseffen. Hun tegenstem symboliseert
immers in veel gevallen slechts
dat zij geen medeverantwoordelijkheid
voor het betreffende voorstel wensen
te dragen, en niet per definitie dat zij
het een slecht voorstel vinden.
Het wordt nu tijd om nog even langs de
verschillende na-oorlogse 'ingrepen' te
lopen die ik aan het begin van dit
artikel opsomde, om te kijken in
hoeverre deze nu als interventies van
buitenaf dan wel van binnenuit kunnen
worden aangemerkt.
In een aantal gevallen is daar
weinig twijfel over mogelijk. Zo is het
Deltaplan natuurlijk elders, in ieder
geval niet op Thoien of Sint Philipsiand
uitgedacht. En het besluit uit 1976 om
de Oosterschelde niet door een dam
maar door een beweegbare storm
vloedkering af te sluiten, was uiteraard
eerst en vooral een 'Haags' besluit. Dat
de Oesterdam tussen Thoien en Zuid-
Beveland er kwam, was vanzelf
sprekend niet een gevolg van het
toegeven van de rijksoverheid aan
langdurige druk van Thoolse en
Fliplandse actiegroepen, maar heel
eenvoudig een uitvloeisel van een
verplichting, neergelegd in een in 1963
gesloten traktaat met België, waarin
bepaald werd dat het Schelde-
Rijnkanaal getijvrij zou zijn.
Zo zouden we nog een poosje door
kunnen gaan. Als het aan de besturen
van veel kleine Thoolse polders of
waterschappen had gelegen, was de
polderconcentratie van 1959 misschien
nooit doorgegaan. Om nog maar te
zwijgen van de samenvoeging, in
1971van de gemeenten op Thoien in
het kader van de herindeling: het
verzet daartegen heeft tot op het laatst
geduurd.
Al deze voorbeelden laten zien, dat
zich de afgelopen decennia zowel
binnen Thoien en Sint Philipsiand als
tussen deze eilanden en hun wijdere
sociaalgeografische omgeving
integratieprocessen voltrokken die
sneller verliepen dan ooit in
voorgaande eeuwen het geval was
geweest. En die processen konden
zich blijkbaar voltrekken zonder dat de
Tholenaren en Fliplanders zelf het
voortouw namen.
Dit wil evenwel niet tevens zeggen
dat die processen zich ook geheel
achter hun rug om voltrokken.
De omstandigheid dat vooral de streng
orthodox-protestantse eilandbewoners
in hun godsdienstige opvattingen zo
sterk de nadruk plegen te leggen op
lijdzaamheid en bedachtzaamheid,
mag de ogen niet doen sluiten voor het
nuchtere feit dat zij in de praktijk
allerminst bij de pakken neerzaten en
alles maar over zich heen lieten
komen.
Het is niet moeilijk, dit aan de hand
van vele voorbeelden te illustreren.
Zo speelden het dijksbestuur en de
dijkraad van de Waterkering van het
calamiteuze waterschap Scherpenisse
166