'Rationaliteit' op Thoien en Sint Phiiipsland
bij de afsluiting van de Pluimpot op
Thoien in 1958 in het samenspel met
de provincie en de belanghebbende
gemeenten bepaald geen bijrol.
Dat Stavenisse's getijdehaven
behouden bleef, ondanks hevig verzet
van Rijkswaterstaat dat om
veiligheidsredenen tot afdamming
ervan wilde overgaan, is in zeer
belangrijke mate te danken geweest
aan eigen plaatselijke initiatieven, die
leidden tot een bekisting van de dijken
langs de havenmonding op kosten van
de (toenmalige) gemeente Stavenisse
en het Waterschap Thoien.
De gedachte om over te gaan tot
polderconcentratie leefde op Thoien al
geruime tijd vóór de ramp; veel van de
circa twintig 'boerenrepubliekjes' (zoals
de betrokken polders en waterschap
pen wel eens gekscherend werden
genoemd) wilden echter om
begrijpelijke redenen hun betrekkelijke
autonomie niet zomaar prijsgeven. De
ramp stimuleerde de polderconcen
tratie onmiskenbaar en maakte in één
klap duidelijk, dat er niet aan te
ontkomen viel. Dat inzicht nu leidde
ertoe dat er, ruim voordat 'Middelburg'
het heft in handen nam, op Thoien
initiatieven werden ontplooid om er met
GS over van gedachten te wisselen.
De aansluiting van het Waterschap Sint
Phiiipsland bij het Waterschap Thoien,
in 1969, geschiedde niet onder druk
van buitenaf maar op uitdrukkelijk
verzoek van het eerstgenoemde
waterschap.
De vaste oeververbindingen waren nog
maar nauwelijks voor het verkeer
opengesteld, of tal van Thoolse en
Fliplandse groenten en fruitkwekers
maakten er intensief gebruik van voor
het vervoer van hun produkten naar de
veilingen van Barendrecht en Kapelle
(Z.-Beveland). Ouders die hun
kinderen naar scholen voor voortgezet
onderwijs van eigen signatuur wensten
te sturen, zagen de mogelijkheden
daarvoor aanmerkelijk uitgebreid, en
aarzelden geen moment om daarvan
gebruik te maken. Ook voor de verdere
industriële ontwikkeling van Thoien en
Sint Phiiipsland waren de nieuwe
dammen natuurlijk van groot belang en
dat werd terdege ingezien.
Wie trouwens, meer in het algemeen
met betrekking tot de Deltawerken,
verwacht mocht hebben dat er vast wel
Tholenaren en Fliplanders zouden
opstaan die zich keerden tegen de
uitvoering ervan omdat daar een soort
verkapte verzekering tegen
overstromingen in zou kunnen worden
gezien, kwam bedrogen uit. Want ook
degenen die in de ramp van 1953 een
'gesel Gods' zagen en die bovendien
van alles wat met verzekeringen te
maken heeft, een principieel punt
plachten te maken, keerden zich er in
het geheel niet tegen. In zekere zin
was dit misschien ook wel 'logisch': het
aanleggen, versterken en onderhouden
van dijken is immers sinds eeuwen zó
in de gemeenschap geïncorporeerd,
dat men er in het geheel niet meer
zoiets in ziet als een uiting van
menselijke hovaardij of als een
discutabele inmenging in Goddelijke
aangelegenheden.
De mechanisatie van de landbouw
vanaf het begin van de jaren zestig, de
opkomst van omvangrijke pendelarbeid
ais antwoord op de teruglopende
agrarische werkgelegenheid die daar
een gevolg van was, het zeer actieve
industrialisatie- en werkgelegenheids
beleid van de jaren tachtig: ook dat zijn
voorbeelden die laten zien dat men op
Thoien en Sint Phiiipsland niet bij het
minste of geringste volstaat met het
innemen van een afwachtende
houding. In de gemeentepolitiek spelen
de boeren allang niet meer de
voorname rol die zij in het verleden
speelden; geheel in overeenstemming
met de algemene trend in de provincie
Zeeland (Munters, 1990) begint zich
ook in de gemeenteraden van Thoien
en Sint Phiiipsland een nieuwe
categorie bestuurders af te tekenen,
bestaande uit mensen uit het onderwijs
en de administratieve sector, die de
vroegere boerenbestuurders
vervangen. Het Haagse beleid van de
laatste jaren om de uitvoering van tal
van overheidsmaatregelen zoveel
mogelijk te decentraliseren, heeft de
beide gemeentebesturen ook
financieel in staat gesteld om op lokaal
niveau initiatieven te ontplooien die
anders ongetwijfeld pas op een later
tijdstip of misschien wel nooit zouden
zijn ontplooid, maar die intussen
evengoed laten zien hoe de
gemeentebesturen bekwaam op
nieuwe situaties weten in te spelen.
Ten besluite
Men zit er dus flink naast wanneer men
zou denken dat een groot deel van de
Tholenaren en Fliplanders ten aanzien
van wat er in de wereld gebeurt zózeer
een afwachtende houding aanneemt,
dat zowat alle dingen hen inderdaad
'overkomen'. Zo is het bepaald niet.
Het was niet moeilijk om aan te tonen
dat zij in veel naoorlogse
ontwikkelingen wel degelijk een
werkzaam aandeel hadden. En als zij
dat in een aantal gevallen niet of
nauwelijks hadden, dan getuigden hun
reacties op die ontwikkelingen vaak
toch eerder van een verrassende
behendigheid in het naar voren
schuiven en behartigen van hun eigen
belangen dan van wereldvreemde
lijdzaamheid. Zeker, het hooghouden
en blijven houden van allerlei principes
of het zich daarachter verschuilen
heeft wel eens tot flinke misrekeningen
geleid (vgl. Zwemer, 1989:187), maar
dat laat slechts zien dat hun
'rationaliteit' niet verward moet worden
met doelmatigheid.
BRONNEN
Florijn, H., Gedenkt der vorige dagen. Overzicht
van de geschiedenis der Oud-Gereformeerde
Gemeente in Nederland te Sint Phiiipsland, Sint
Phiiipsland, 1984
Munters, Q.J., "Minder boeren in Zeeuwse raden;
opmars van nieuwe bestuurlijke elite", in: Prov.
Zeeuwse Courant van 8 mei 1990
Putten, R.C. van, "Thoien en Sint Phiiipsland", in:
W. Banning (red.), Handboek Pastorale Sociologie,
Deel I ('s-Gravenhage: Boekencentrum), 1953
Slager, Kees, Het Gezicht van Nederland: Thoien
(Abcoude: Uniepers), 1991
Streekverbeteringscommissie Thoien, Over de
Eendracht ligt onze eendracht, Goes, 1959
Uil, H. (met medew. van J.A. Klompe), Sint
Phiiipsland: eiland in de Zeeuwse delta 1487-
1987, Sint Phiiipsland, 1987
Zwemer, J., "Politiek op het eiland Thoien in de
periode 1945-1971; een verkenning aangaande
de relatie tussen isolement, localisme en
principiële stellingname in een snel veranderende
samenleving", in: Zeeuws Tijdschrift, no. 5,1990
167