De componist Jan Carel Anderson (1878-1946)*
Albert Clement
Inleiding
Enkele biografische gegevens
Oeuvre
Indien men zich verdiept in het Zeeuwse
muziekleven uit de 17de en 18de eeuw
komt men soms voor aangename
verrassingen te staan. Zo blijken in dit
gewest musici te hebben gewerkt die
heden ten dage nauwelijks bekend zijn,
maar die in hun eigen tijd tot ver over
de grenzen gewaardeerd werden om
hun muzikale vakmanschap als
componist, auteur van theoretische
werken en/of uitvoerend kunstenaar.
Wanneer vervolgens blijkt dat sommige
van deze werken zijn overgeleverd en
inderdaad muzikale dan wel muziek
historische waarde bezitten, kan aan
de hand hiervan het beeld van het
Zeeuwse culturele verleden worden
verrijkt.1 Dat de namen van zulke
muzikale persoonlijkheden in de loop
der tijd in de vergetelheid zijn geraakt,
is soms eenvoudig te verklaren. Er zijn
voorbeelden bekend van composities,
waarvan nog maar één origineel
exemplaar is overgeleverd - dat zich
thans soms ver buiten Zeeland bevindt -,
terwijl biografische en andere gegevens
over de componist door vernietiging
van archieven etc. nagenoeg ont
breken. Maar niet altijd is een verklaring
voor hun hedendaagse (relatieve)
onbekendheid voor de hand liggend,
en niet altijd gaat het om componisten
uit een vroeger verleden.
Gedurende de eerste twee decennia
van de twintigste eeuw was in Goes
een musicus werkzaam, over wie
Teunis Telman - een veelzijdig
organist, dirigent en publicist - na zijn
overlijden schreef: "Men recenseerde
zijn werken altemaal uitnemend,
maar... zong en speelde ze zelden of
nooit. Moge muzikaal Nederland na
zijn dood aan hem goedmaken, wat
men tijdens zijn leven verzuimde.
Zijn nagelaten werken verdienen dit
zonder uitzondering." Euphonia -
Algemeen Nederlandsch Zangersblad,
Jg. 28 Nr. 11946, p. 4) Nog verder in
het toezwaaien van lof gaat de schrijver
van het "in memoriam" dat in het juni-
nummer van Koor- en Kunstleven
(1946) verscheen: "Bij zijn ontstellend
drukke practijk vond hij nog altijd
gelegenheid tot componeren en meer
dan 160 werken getuigen van den
genialen scheppingsdrang van dit vaak
miskende genie." De toonkunstenaar
om wie het gaat, is de persoon voor
wie dit artikel aandacht wil vragen:
J. Carel Anderson.
J. Carel Anderson
Bovenstaande citaten roepen enkele
vragen op. Uit het eerste citaat wordt
duidelijk, dat tijdens het leven van
Anderson weinig werk van hem werd
uitgevoerd. Hoe is dit verklaarbaar?
In het tweede citaat wordt - tweemaal -
genialiteit als een eigenschap van
Anderson genoemd. In hoeverre is hier
wellicht sprake van subjectiviteit (een
fenomeen dat een "in memoriam" niet
altijd vreemd is)? Alvorens op deze
vragen in te gaan, dient eerst een
algemeen beeld van de musicus
Anderson te worden geschetst.
Jan Carel Anderson werd op 9 oktober
1878 te Houten geboren als zoon van
Carel Frederik Anderson en Constantia
Martina Jörg. Vrij spoedig verhuisde de
familie naar Beets bij Hoorn. Het eerste
muziekonderwijs (piano) ontving
Anderson van zijn vader; daarna
ontving hij onderricht in piano- en
vioolspel alsmede theorie aan de
muziekschool te Hoorn. Hier bleek
spoedig de muzikale begaafdheid van
de knaap, die op elfjarige leeftijd zijn
eerste werk componeerde (een mars
voor fanfarecorps). Nauwelijks 16 jaar
oud was hij als eerste violist en plaats
vervangend eerste pistonnist bij de
stafmuziek van het derde regiment
infanterie te Bergen opZoom werkzaam.
Hier voltooide hij tevens zijn theore
tische ontwikkeling bij de toenmaals
bekende stafdirigent N.A. Bouman.
In 1901 vestigde hij zich als muziek
leraar (privé-docent) en dirigent te
Goes. In deze stad was hij jarenlang
werkzaam, o.a. als dirigent van de
Christelijke gemengde zangvereniging
Laus Deo.2 Zijn latere vrouw, Jozina
Maria Snoep, was hier in 1894
geboren. In 1919 verhuisde hij naar
Almelo, waar hem waarschijnlijk betere
financiële mogelijkheden werden
geboden. Op 6 februari 1946 overleed
hij plotseling ten gevolgde van een
beroerte te Vriezenveen, na een
repetitie.
Als mens kan Anderson worden
gekarakteriseerd als een zoeker naar
waarheid (afkomstig uiteen socialistisch
getint milieu werd hij uit overtuiging
Rooms-Katholiek en later Nederlands
Hervormd) en een denker, maar
bovenal als een gelovig mens - een
eigenschap waarvan de muzikale
weerspiegeling in veel van zijn
composities duidelijk waarneembaar is.
Hij las veel filosofische en theologische
werken (een interesseveld dat men bij
meer musici vindt en vice versa).
Naast zijn drukke praktijk zocht hij
steeds gelegenheid om te componeren.
Van zijn scheppingsdrang getuigen de
genoemde meer dan 160 composities.
Een aantal hiervan verscheen bij
verschillende uitgevers in druk.
Het oeuvre van J. Carel Anderson is
zeer breed. Uiteraard kunnen hier niet
alle werken worden vermeld, maar om
een indruk te geven van de diversiteit
noem ik de kategorieën, waarin men
zijn werken kan onderverdelen:
koorwerken a capella (mannenkoor,
gemengd koor, vrouwenkoor en
kinderkoor)
koorwerken met begeleiding (o.a.
Requiem, Psalm 146)
solostem met begeleiding
214