'Christus en de Kananeese vrouw' van Jacob Adriaensz. Backer Detail van de kaplaars van de figuur rechts. In het midden is een oude, opengescheurde retouche te zien. Verder is door de verflaag heen, de structuur zichtbaar van de linnen drager. Foto: A. Verburg. van de Wandelkerk naar een goed geoutilleerde ruimte in de Zeeuwse Bibliotheek in Middelburg. Het vuil tussen het spieraam en het doek werd verwijderd. De vervormingen in het doek werden bij lage druk en vochtigheid behandeld en zo veel mogelijk vlakgemaakt. De loszittende scheuren werden opnieuw aan elkaar gekleefd met paraloïd B.72. De vernis laag werd in lagen verwijderd. Bij het afnemen is gekozen voor verschillende vluchtige oplosmiddelen, afgestemd op de overschilderingen en de gevoelig heid van de originele zeventiende eeuwse verflaag. De retouches werden aangebracht in gouache-aquarel op een was-kitting en afgewerkt na een eerste vernislaag met harshoudende olieverf. De retouches zijn reversibel. Over het geheel is een voorlopige matte vernis laag gespoten. Het schilderij is na de behandeling niet op de oorspronkelijke plaats in de Wandelkerk teruggehangen. De belang rijkste redenen waren de vloerverwar ming en de bij tijden vochtige muur. Uiteindelijk is het schilderij opgehangen op de muur links naast het orgel van de Nieuwe Kerk. Het hangt op een hoogte van ruim twee meter. De wijze van ophanging is zodanig dat er geen direct contact is tussen het schilderij en de muur. Samenvatting. 'Christus en de Kananeese vrouw' van Jacob Adriaensz. Backer is een voor Zeeland bijzonder zeventiende eeuws schilderij. In de combinatie van een historiestuk en een groepsportret is het voor Zeeland zelfs uniek. Hoewel het schilderij niet tot de meest overtuigende werken van Backer kan worden gerekend, toont het in onderdelen, bijvoorbeeld de fraaie stichtersgroep, onmiskenbaar de vaardigheden waar over de schilder beschikte. Backer zelf genoot reeds bij zijn leven een grote faam. De opdrachtgever van het schilderij is onbekend. De vroegste vermelding is uit 1835 en maakt duidelijk dat het schilderij deel uitmaakte van de verzameling van A.J.L. baron van den Bogaerde van Terbrugge. Na de publicatie van Bauch uit 1926 is het schilderij uit het zicht van de kunsthistorici verdwenen. Sumowski weet in 1983 geen actuele verblijfplaats meer te vermelden. De huidige verblijf plaats maakt het mogelijk het schilderij wederom in het Backeronderzoek te betrekken. Met de recente restauratie van het schilderij tenslotte, heeft de kerkvoogdij van de Nederlands Hervormde gemeente van Middelburg er blijk van gegeven een betrekkelijk kostbare, zij het niet minder elementaire beheers verantwoordelijkheid niet uit de weg te gaan. NOTEN 1Brief d.d. 31 maart 1955, Archief kerkvoogdij Ned. Herv. gemeente Middelburg 2. Biografische gegevens bij H.F. Wijnman, "De afkomst van Jacob en Adriaan Backer". In: Oud-Holland XLII (1926), pp 289-292 en Idem, "De schilder Jacob Backer te Amsterdam". In: Oud-Holland LI (1934), pp 135-136. Zie voor Backer verder K. Bauch, Jakob Adriaensz Backer. Ein Rembrandtschüler aus Friesland, Berlin 1926 en W. Sumowski, Gemalde der Rembrandt-Schüler, 1 (J.A. Backer-A. van Dijck), Landau/Pfalz 1983, pp 133-203. 3. A. Blankert (met bijdragen van R. Ruurs), Amsterdams Historisch Museum. Schilderijen daterend van voor 1800. Voorlopige catalogus, Amsterdam 1975:9, nr 22 (B 4842). Afbeelding in kleur bij B. Haak, Hollandse schilders in de gouden eeuw, Amsterdam 1984, p 109 (afb. 196). 4. In het gemeentearchief van Vlissingen bevinden zich geen stukken die hierover enig licht zouden kunnen werpen. Met dank aan dhr. A. Meerman van het gemeentearchief Vlissingen. 5. All the paintings of the Rijksmuseum in Amsterdam, Amsterdam 1976, p 93 (C 1474; bruikleen van de Remonstrants-Gereformeerde gemeente Amsterdam). 6. Al aan het eind van de vorige eeuw wordt in de literatuur beweerd dat Backer een leerling van Rembrandt zou zijn geweest. Bauch (1926) en zelfs Sumowski (1983) bevestigen dit beeld. Feitelijke bewijzen dat Backer een leerling van Rembrandt was ontbreken echter. Bovendien toont het werk van Backer meer tegenstellingen dan overeenkomsten met het werk van Rembrandt. Zie hiervoor de bespreking van het boek van Sumowski door J. Bruyn in Oud-Holland 98 (1984), pp 146-162 (over Backer: pp 149-150). 7. Ph. Angel, Lof der Schilder-Konst, Leiden 1642, p 47 ("groot-geachte Backer"). Verder vermeldingen bij De Bie (1649), Sandrart (1675) en Van Hoogstraten (1678). Zie Bauch, op. cit. (noot 2), pp 3-4 8. A. Houbraken, De Groote Schouburg der Nederlantsche konstschilders en schilderessen, 3 delen Amsterdam 1718-1721. Editie P.T.A. Swillens, Maastricht 1943, deel 1 pp 264-5. 9. Bauch noemt in zijn monografie ook nog een tweede 'Christus en de Kananeese vrouw' van Backer. De verblijfplaats daarvan is onbekend. Bauch, op. cit. (noot 2), p 77. 10. Rijksarchief in Noord-Brabant, Archief familie Van den Bogaerde van Terbrugge, nr. 108. 11. H.P.R. Rosenberg, De 19de-eeuwse kerkelijke bouwkunst in Nederland, 's-Gravenhage 1972, p 133 (nr 170). 12. Met dank aan dhr. R.M. Peeters, gemeentearchief Tilburg. 13. Het exacte tijdstip waarop dhr. Blom in het bezit van het schilderij is gekomen is niet bekend. Telefonische mededeling van dhr. H.J. Blanke- stijn. Dhr. Blankestijn fungeerde in 1987 als tussenpersoon bij de uiteindelijke eigendomsoverdacht 14. Zie voor de toestandbeschrijving etc. ook de rapportages van W. de Maat (aan het bestuur van de kerkvoogdij) d.d. 17 oktober 1988 en IJ. Hummelen (aan W. de Maat) d.d. 12 juni 1989. Dhr. Hummelen is verbonden aan het Restauratoren Kollektief in Amsterdam. 222

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1991 | | pagina 24