Boekbesprekingen zwaarbewapende soldaten te zijn, die zich voor het huis groeperen en dan, schuw om zich heenkijkend, door de berm van de weg afmarcheren. Terug in Vlissingen vertellen zijn veel oudere broers hem, wat er daar allemaal is gebeurd en zijn vader neemt hem achterop om hem de havens met de gezonken schepen en vernielde installaties te laten zien en naar Middelburg, waar je door het puin van de huizen de straten bijna niet kunt vinden. Vader vertelt, dat er bij het bombardement op de haven twintig mensen zijn omgekomen en krijgt tranen in zijn stem, want hij heeft een paar van die mannen gekend, toen hij zelf op die schepen dienst deed. De kleine Quite neemt de verontwaar diging van zijn broers en zijn vader zonder meer over en begrijpt dat de Duitsers onze vijanden zijn. Dat belet hem overigens niet om vooral in de relatief rustige beginjaren een gewoon jongensleven te leiden. Hij verzamelt souveniers, patronen in soorten en is apetrots als hij een Franse helm vindt. Die zet hij op zijn kop als hij op de bovenste verdieping naar de wc moet, want onder het dak ben jij de eerste die getroffen wordt. Als de sirenes voor het luchtalarm beginnen te loeien neemt hij echter liever het zekere voor het onzekere en tuimelt de trap af met z'n broek in zijn handen. Hij is bang als de volwassenen bang zijn en zoekt hun nabijheid. Wat moet een kind van zo'n wereld denken? Het abnormale wordt normaal nog voor het jochie tijd kreeg te leren, hoe dat normale er vroeger uitzag. Zijn broers gaan in de zomer naar Rotterdam, op de fiets, omdat moeders schoonzuster, tante Sjaan, maar niets van zich laat horen. Ze komen terug met het bericht dat tante Sjaan en haar twee kinderen bij het bombardement op de Boompjes zijn omgekomen. Van moeders broer Ko, de man van tante Sjaan, weten ze alleen dat hij als bootsman bij de Lloyd in het Verre Oosten zit. Moeder was in tranen. "Ik kon wel zien dat mijn moeder er erg door was aangeslagen". Dat is het dan. Hij gaat de straat op en wordt een gewonen Vlissingse kwajongen, die met z'n vriendjes al gauw in de gaten krijgt, dat die Duitse soldaten nog zo kwaad niet zijn en je best een paar centen willen laten verdienen als je ze helpt bij het uitladen van hun vrachtauto's en als je een beetje handig was lukte het ook wel om onder je bloes of via een geheim hoekje een voorraadje niet aangeboden artikelen mee naar huis te nemen en een goeie beurt te maken bij je moeder, die wijslijk niet naar de herkomst vroeg. Hadden de soldaten geen klusjes op te knappen dan kon je je altijd nog uitleven in een flinke knokpartij tegen de aartsvijanden, de Souburgers. De "laagte" in de buurt van "Huisje 66" bood een uitgelezen slagveld. Nuchter en onopgesmukt gaat het verhaal zo verder. Na een periode van betrekkelijke rust verschijnen er steeds vaker vliegtuigen boven de stad, aangekondigd door het sirenegeloei van de luchtbescherming. De familie verdwijnt dan in een kast onder de trap, want de officiële schuilkelder heeft al een voltreffer gehad en in die schuilplaats overleeft ze de aanval van de geallieerde commando's op de stad. Quite heeft een bijzonder sympathiek boek geschreven dat natuurlijk in de eerste plaats interessant is voor Vlissingers en oud- Vlissingers die op enigerlei wijze met de oorlog te maken hebben gehad, maar het is ook boeiende lectuur, die ik zou kunnen samenvatten met de titel van een boek, dat na de Eerste Wereldoorlog verscheen: een Nederlands gezin in oorlogstijd. Het boek is royaal geïllustreerd. B.T. Langs Romeinse en middeleeuwse wegen Archeologische routes in Nederland en België Hugo J. Helmer en René H. P. Proos Uitgeverij Kosmos - Utrecht/Antwerpen, 1990 ISBN 90 215 1620 9; 176 pagina's; instructieve tekeningen en kaartjes, afgewisseld met fraaie kleurenfoto's. Prijs f 29,90. Langs Romeinse en middeleeuwse wegen is een aantrekkelijk verzorgd boekje waarin tien interessante archeologische routes in Nederland en België zijn beschreven, die bij voorkeur per fiets, maar ook wel per auto of in etappes per voet gemaakt kunnen worden. De routebeschrijvingen zijn zeer duidelijk en vakkundig toegelicht, zowel geologisch, historisch als land schappelijk. De auteurs, oprichters van de stichting Landschapen Archeologie, organiseren ook reizen op dit gebied. De auteur Helmer studeerde Romeinse archeologie, Proos middeleeuwse. Het tweetal stelt zich tot doel de archeologie onder de aandacht van een breder publiek te brengen, waarbij het hen niet uitsluitend gaat om bodem vondsten zoals die in musea te zien zijn, maar meer om de relatie tussen archeologische vondsten en het land schap. De schrijvers van het "archeolo- logisch reisgidsje" brengen in een vlotte stijl, op voor iedereen begrijpelijke wijze, heel afwisselend een stukje reisbeschrijving en een stukje geschie denis. Zo is er ook in negen bladzijden aandacht besteed aan het Zeeuwse gewest, in het bijzonder dan in hoofdstuk 9: "Bergjes op een eiland: Walcheren". De beschreven route voert ons van Middelburg (station) via Zanddijk, Gapinge, Brigdamme, Biggekerke weer terug naar Middelburg; lengte van de tocht 33 km. Het is inderdaad een landschappelijk en historisch boeiende route die helaas toch slechts een flauwe afspiegeling is van wat vóór de inundatie van 1944: "De overstromingen en de herverkave ling van het land hebben weliswaar veel oude landschapsrelicten laten verdwijnen, maar er is op het voormalige eiland toch nog genoeg te zien, voor wie daar oog voor heeft" (p. 151). Het is een grote verdienste van Helmer en Proos dat zij in "Langs Romeinse en middeleeuwse wegen" onze ogen openen en ons historisch besef doen groeien en een verband weten te leggen tussen het rijke heden en het schamele verleden, of is het juist omgekeerd? J.A.T.B. 234

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1991 | | pagina 36