Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen
De zeespiegel heeft tijdens het pleisto-
ceen, toen grote hoeveelheden water
lagen in de vorm van ijs op het
noordelijk halfrond, aanzienlijk lager
gelegen dan heden ten dage. De zee
spiegelschommelingen hebben ruim
100 meter bedragen. Dit was vooral het
geval gedurende de koude perioden van
het ijstijdvak, deze noemen we glacialen.
De tussen liggende warmere perioden
noemen we interglacialen. Tijdens de
interglacialen smolt het ijs en steeg de
zeespiegel wereldwijd.
Het gehele pleistoceen of ijstijdvak heeft
zo'n 2.5 miljoenjaar geduurd. In deze
2.5 miljoenjaar hebben er diverse
mammoeten in deze streken geleefd.
Aan het begin van het pleistoceen
hebben we de zuidelijke mammoet,
Mammuthus meridionalis, een bewoner
van de savannen. Resten van deze
mammoet zijn uit Zeeland vooral
bekend uit de diepe geulen van de
Oosterschelde. Deze zuidelijke
mammoet werd op de evolutielijn van
de mammoeten afgelost door de
steppemammoet, Mammuthus
trogontherii. Deze mammoetsoort was
een bewoner van de steppen. Tot slot
van deze phylogenetische evolutielijn
was er de zeer bekende wolharige
mammoet, Mammuthus primigenius.
Deze mammoet is zowel bekend uit de
Ooster- en Westerschelde en komt het
meest voor in Nederland.
Naast deze mammoetresten is er in de
collectie van het Genootschap een groot
aantal beenderen en gebitselementen
aanwezig van een olifant, in dit geval
beslist geen mammoet. Het gaat om een
olifant die gedurende een Interglaciaal
hier voorkwam. Zijn naam luidt
Palaeoloxodon antiquus. Het was een
grote olifant die gelijktijdig leefde met
o.a. het nijlpaard. Resten van deze
olifant en het nijlpaard zijn gevonden in
de monding van de Westerschelde.
Het nijlpaard is echter niet in de
verzameling van het Genootschap
vertegenwoordigd. Al deze belangrijke
zaken rechtvaardigen een uitvoerige
studie. Daarnaast mogen zij zich
verheugen in een grote publieke
belangstelling.
Het werk dat wij nu aan de collectie in
het Zeeuws Museum doorvoeren bestaat
uit het herdetermineren van de skelte-
onderdelen, het prepareren, het
voorzien van alle zaken van labels, het
catalogiseren en het bestuderen.
Wij hopen dat er middelen in de
toekomst zullen zijn die de uitgave van
een omvangrijke catalogus mogelijk
maken. Het uiteindelijke doel is het
tentoonstellen van diverse zaken.
Het is treurig te moeten vaststellen dat
een land als Nederland, dat zo rijk is
aan overblijfselen van het dierlijk leven
uit het pleistoceen van met name de
wolharige mammoet (zie afbeelding) en
niets fatsoenlijks getoond wordt.
Besteedde het voormalige Rijksmuseum
van Geologie en Mineralogie in Leiden
nog aandacht aan mammoeten, het
museum heeft nu haar poorten gesloten
voor het publiek; de kunstige mammoet
die Middelburg rijk was in het Zeeuws
Museum is ook verdwenen. De tentoon
stellingsruimte was nodig voor andere
doeleinden, de mammoetonderdelen
werden opgeslagen in het 'Bottendepot',
onttrokken aan het oog van het toch
zeer geïnteresseerde publiek.
NIEUWE PRENTBRIEFKAART
In december verschijnt weer een nieuwe
prentbriefkaart naar een tekening uit de
Zelandia Illustrata. Ditmaal is de
afbeelding van het gebrandschilderde
raam van de Rederijkerskamer 'Missus
Scholieren' te Veere gekozen, die in
1979 als aanwinst voor de Zelandia
Illustrata werd verworven.
Over het rederijkersgilde en het
gebrandschilderde raam valt het
volgende te melden.
In de middeleeuwen bestonden te Veere
twee rederijkerskamers: Missus Scholie
ren en St Anna kinderen. Zij leidden
een kwijnend bestaan doordat zij weinig
leden hadden en niet over renten of
andere inkomsten beschikten. In 1530
besloot Adolf van Bourgondië, heer van
Veere en Vlissingen, daarin verbetering
te brengen door beide kamers samen te
voegen. De gildebrief van 3 juni 1530
waarmee hij dit effectueerde, beschrijft
zeer uitgebreid de rechten en verplich
tingen van de nieuwe kamer. Wie lid
wilde worden van de broederschap
diende daartoe een verzoek in te dienen
bij de 'prince ofte dekens'. Deze zouden
met de gegadigde 'de carte' lezen, zodat
hij zou weten wat verboden was.
Ook moest hij zweren alle artikelen van
de gildebrief na te leven. De bepalingen
bestaan uit een lange reeks boetes voor
overtredingen, waarmee we een duidelijk
beeld krijgen van het interne funtioneren
van de kamer en haar taak in de samen
leving.
Allereerst was er de zorg voor de eigen
dommen van de kamer. Op het te laat
of niet terugbrengen van de 'rolle', de
tekst van de spelen, stond een boete.
Kleren, boeken of andere zaken die de
kamer toebehoorden mochten alleen
met toestemming van de 'prince' wor
den geleend. Wanneer een priester van
de kamer zijn eerste mis liet zingen of er
trouwde een gildebroeder en men wilde
bij die gelegenheid een batement laten
spelen, moesten zij dit drie of vier weken
tevoren vragen. De rollen konden dan
tijdig uitgedeeld en geleerd worden.
De spelers moesten worden beloond
met een schotel spijze en een stoop wijn.
De gildebroeders waren verplicht de
jaarlijkse feestmaaltijd bij te wonen en
daags daarna de rekening te horen.
Wie weigerde een geschil bij te leggen
werd op bedevaart gezonden naar Onze
Lieve Vrouwe van de Polder, het
Maria-paneel in de kerk te Vrouwen
polder. Wanneer beide partijen weiger
den, werd hun een bedevaart naar
St Willebrord te Westkapelle opgelegd.
Afbeelding gebrandschilderd raam Veere.
In verband met de afbeelding is echter
het eerste artikel van de gildebrief van
bijzondere betekenis. Dit luidt:
'In den eersten, sal 't geselschap van
dezen twee Cameren maar een Camer
ende geselschap zijn, hebbende tot hare
patronesse onser Lieven Vrouwen
bootscap, ende voor haar bloemen de
Lelie ende Accoleije doer malcanderen
spruitende uut eenen pot, ende totter
divisen, In reijnder jonsten groijende;
Ende deze rolle sal draijen doer de
tacken van den bloemen, ende onder
den pot een bardeken met a.b.c. ende
sullen genaemt sijn Missus Scholieren.'
236