Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen
Joden en Christenen, want een groot
aantal Christenen weet zich nog binnen
het jodendom, onderhoudt de Thora en
neemt deel aan de joodse liturgie, wordt
dat in de tweede eeuw duidelijk anders.
De verhouding tegenover Jezus die als
Messias wordt beleden, vormt een punt
van scheiding. Ook het onderhouden
van de joodse wet wordt een punt van
discussie. Dit alles leidt tot een breuk,
hoewel niet bekend is wanneer dat
precies gebeurde. Terwijl in de eerste
eeuw een grote verscheidenheid bestond,
zowel binnen het christendom, als het
jodendom, ontwikkelt het christendom
in de tweede eeuw een duidelijke
identiteit, die meer en meer los komt
te staan van het jodendom en zich ook
afzet tegen het jodendom. In de paas-
preek van Melito worden alle argu
menten tegen het jodendom bij elkaar
gezet en de schuld voor de dood van
Jezus wordt aan de Joden gegeven.
Kort samengevat komen deze argumen
ten hierop neer: de Joden begrijpen het
oude testament niet, de Joden hebben
Christus niet als Messias erkend, de
Joden zijn verantwoordelijk voor de
kruisdood van Jezus. Daaruit wordt de
conclusie getrokken dat de Joden
verworpen zijn en dat God nu met de
kerk verder gaat. Deze argumenten
worden door de kerkvaders overgeno
men en ze hebben eeuwenlang de
christelijke mentaliteit bepaald.
Hoe was de situatie tussen christendom
en jodendom in Sardes in de tweede
eeuw? In Sardes in Azië was een grote
synagoge in het centrum van de stad.
De religie van de Joden was door de
Romeinen erkend en de Joden bekleed
den belangrijke posities in de samen
leving. De situatie van de Christenen
daarentegen was minder rooskleurig, ze
vormden een kleine minderheid en de
verhouding tussen Joden en Christenen
was slecht. Er was dus geen klimaat
voor evenwichtige gesprekken.
De Christenen vierden het paasfeest op
de 14e nisan, tegelijk met de Joden.
Maar op het moment dat de Joden
bijeen kwamen om de maaltijd te
vieren, kwamen de Christenen bijeen
om te vasten, te waken, uit de Schrift te
lezen en te bidden. De Christenen gaan
Exodus, het verhaal van de uittocht uit
Egypte, anders interpreteren. Het gaat
bij Melito niet in eerste instantie om de
herdenking van de verrijzenis, maar het
uitgangspunt is het verhaal van de
slachting van het joodse paaslam en het
verhaal van de uittocht, die daarop
volgt. Dit wordt nu geïnterpreteerd als
voorafbeelding van het nieuwe testa
ment. Het paaslam is Christus die
gekruisigd wordt. Het joodse volk is de
voorafbeelding van de kerk, samen
gesteld uit de volkeren. De achterlig
gende gedachte is deze: de kerk heeft
de plaats van het joodse volk ingeno
men, Isarel heeft God afgewezen en is
daardoor verworpen. De anti-joodse
elementen in de theologie van Melito
zijn duidelijk: de Joden begrijpen het
oude testament niet meer; de kerk is in
de plaats van de synagoge gekomen, de
Christenen herdenken de dood van
Christus tijdens het joodse paasfeest.
Dat alles vormt een bron van anti-
judaïsme. Melito maakt geen onder
scheid meer tussen Joden en Joden, heel
het joodse volk is verantwoordelijk.
Ook wordt Christus met God vereen
zelvigd, er is geen onderscheid meer
tussen Christus en zijn Vader. Dus:
Israël heeft God zelf vermoord. Melito
is een van de eersten die heel Israël de
godsmoord verwijt. Letterlijk zegt
Melito: 'Deze is vermoord en waar is
Hij vermoord? In het midden van
Jeruzalem. Waarom? Omdat Hij hun
lammen genas en hun melaatsen reinigde
en hun blinden tot het licht bracht en
hun doden deed opstaan. Daarom leed
Hij'. Voor een groot deel van deze
verwijten liet Melito zich inspireren
door de joodse traditie. In de joodse
traditie bestond namelijk een traditie
van zelfkritiek, in die zin dat God via
de profeten het volk aanklaagt en ver
wijten maakt. Maar Melito, die niet
meer tot het joodse volk behoort,
bedient zich nu van deze kritiek en richt
die op het jodendom. Melito werkt met
tegenstellingen: terwijl het joodse volk
zo zwart mogelijk wordt afgeschilderd,
wordt de kerk geïdealiseerd. Er spelen
ook politieke motieven een rol: Melito
heeft de neiging de schuld van de
Romeinen te relativeren, met name de
rol van Pilatus. Daarvoor in de plaats
krijgen alle Joden de schuld aan de
dood van Christus. Dit wordt nu een
soort mythe in de kerk die veel schade
aanricht.
Middeleeuwen
Dr. A. v.d. Heide zette uiteen dat het
proces tegen Jezus ook in de middel
eeuwen een duidelijk onderwerp is in de
joods-christelijke polemiek. Het gaat in
de verhoudingen tussen jodendom en
christendom voornamelijk om theolo
gische kwesties. Daarbij lag het probleem
niet bij de Joden, maar bij de kerk:
waarom geloven de Joden niet dat de
Messias ook tot hen gekomen is, wat
mankeert er aan de boodschap van de
kerk? Er heerste namelijk een grote
bekeringsdrang bij de kerk.
Aanknopingspunt voor een gesprek met
de Joden lag in het oude testament, het
ging vooral om bijbelpassages die door
de kerk toegepast worden op Jezus.
Op die manier wilde men de Joden
overtuigen. Maar het gesprek had geen
succes. De kerk ging namelijk uit van
het nieuwe testament en las die tekst
terug in het oude testament, d.w.z. de
interpretatie werd gedicteerd door de
uitkomst! Maar de Joden hadden een
veel grotere kennis van het oude testa
ment en konden een niet-letterlijke
interpretatie gemakkelijk weerleggen.
Verder speelde het begrip 'hebraica
veriats' een grote rol. De grondwaarheid
lag opgesloten in de hebreeuwse tekst,
maar daarvan wisten de joden meer dan
de christenen, dus moesten zij eerst bij
de rabbijnen in de leer gaan. Als voor
beeld van discussie: Ps. 2,7 'Mijn zoon
zijt gij, heden heb ik U verwekt' wordt
door de kerk op de Messias toegepast.
Nee, zeiden de Joden, dat slaat op
David en die wordt overdrachtelijk de
zoon van God genoemd. Of Jesaja 7,14
'Zie, een maagd zal zwanger worden'.
Door de kerk wordt deze tekst opgevat
als een profetie van de zwangerschap
van de maagd Maria. Nee, zeiden de
Joden, er staat 'jonge vrouw' en dat
zegt dus niets!
In 1263 komt door de Disputatie van
Barcelona de polemiek in een nieuwe
fase. Men wil zowel de islam als het
jodendom op eigen terrein verslaan, dus
leert men arabisch en hebreeuws.
Men probeert nu in rabbijnse geschriften
dingen te ontdekken, waarin de
christelijke leer al zit opgesloten.
Antwoord van de Joden: niet alles wat
in de hebreeuwse boeken staat, is maat
gevend voor de joodse gelovigen.
Bovendien gaan de Joden nu het nieuwe
testament bestuderen, vooral de vier
evangeliën. Zij stellen vast dat deze niet
eensluidend zijn en dat de oud testa-
mentische citaten in de evangeliën
anders luiden dan in het oude testament,
dus zijn ze fout! Verder blijkt het proces
tegen Jezus in de middeleeuwen geen
punt van discussie te zijn. Voor de
joden is dit niet interessant, want daar
schijnt iets mis te zijn gegaan. Ze kunnen
239