Een Middelburgse meestoof met een VOC-verleden Het woonhuis met de gevelstenen 'Anno 1749' in een cartouche identiek aan de gevelsteen op het voormalige VOC-gebouw van de Opperéquipagemeester aan de Maisbaai, ca. 1964 (Foto Vitrite). van een pakhuis van de Westindische Compagnie. Een eeuw later, in 1774, werd een verzoek van de Kamer Zeeland aan de Heeren XVII, het centraal orgaan van de VOC, om het slachthuis te mogen uitbreiden afgewe zen vanwege de te grote kosten. Er werd wel geld beschikbaar gesteld voor een reparatie. In de loop der tijd hebben diverse verbouwingen plaatsgehad. Dit blijkt o.a. uit een voorstel van Burgemeester en Wethouders van Middelburg, uit 1902, tot het aangaan van een dading met de Staat der Nederlanden met betrekking tot de terreinen en gebouwen van de voor malige scheepswerf van de VOC. Hierin wordt aangegeven dat uit vergelijking van kaarten vóór en na de invoering van het kadaster blijkt dat de voormalige slachthuisgebouwen aan de noordwestzijde verbouwd zijn. Volgens Unger waren in 1928 in het graanpakhuis bij de firma Bosman Van Goozen nog resten te herkennen van het monumentale pakhuis met toren, afgebeeld in Smallegange. (zie afb. 5) Op deze afbeelding zien we achteraan een huis met dezelfde indeling van ramen en deur als het Vitrite-woonhuis met de gevelsteen 'Anno 1749', maar veel groter. Mogelijk is het huis door De werf van de VOC in Middelburg, ca. 1695, RAZ, Zei.ill. II, no. 458 (Foto: Engel Fotopromotions) tweetal gevelstenen waarnemen, samen 'Anno 1749' vormend, (zie afb. 4) Opvallend is dat de wijze van presen tatie exact overeenkomt met de gevel stenen op het nu nog bestaande voormalige VOC-gebouw aan de Maïsbaai te Middelburg. Deze vroegere woning van de opperéquipagemeester van de Verenigde Oostindische Compagnie, Kamer Zeeland werd gebouwd in 1616, hetgeen aan de gevelstenen is af te lezen. Uit het op het Algemeen Rijksarchief berustende archief van de VOC blijkt dat op 24 april 1749 toestemming werd verleend om de vergane voorgevel van het huis van de onder-équipagemeester te laten vernieuwen. Volgens Paspoort echter was dit huis in 1820 al afgebro ken. Overigens kunnen er evenwel in 1749 meerdere VOC-gebouwen zijn opgeknapt of zelfs nieuwe zijn opgericht. Mogelijk heeft in dat jaar ook het gebouw van de opperéquipagemeester een onderhoudsbeurt gekregen, waarbij toen tevens nieuwe gevel stenen aangebracht kunnen zijn, identiek aan het nieuwe of gewijzigde woonhuis in 1749. Paspoort vermeldt naast de woning van de opperéquipagemeester als laatste een derde woning, n.l. die van de oppertimmerman, de meester-timmer- man van de scheepswerf. In dit woon huis werd in 1818 de timmermansbaas van de Commercie Compagnie gehuis vest. De directeuren van deze Compagnie hadden eerder in dat jaar een begroting laten opmaken van de uitgaven tot heringebruikname van de voormalige VOC-scheepswerf. In deze begroting wordt naast reparatie van het huis bewoond geweest door de scheepstimmermansbaas nog een tweede genoemd, n.l. dat voor de huis timmerman. Ook deze woning kan tot de latere meestoof behoord hebben en mogelijk in 1749 zijn gebouwd. Een laatste mogelijkheid is dat de slachtbaas in dit huis woonde, gezien de nabije ligging van de slachthuizen. Slachthuizen van de VOC De genoemde begroting vermeldt ook de reparatiekosten voor het eerste en tweede slachthuis, de latere meestoof- gebouwen zoals reeds eerder vermeld. Volgens W. S. Unger was er al in 1633 sprake van een slachthuis. Dit werd uitgebreid in 1668 door de aankoop 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1992 | | pagina 24