Schilders in de schaduw Het oog op Theodoor van Thulden, J. B. Jongkind, Lou Loeber, Sorella en Adya van Rees-Dutilh. Franctsca van Vloten De kunst troost omdat zij bezielt, schreef de 19e eeuwse Comtesse Diane. Dat kunst troost, lijkt in elk geval op te gaan voor onze onzekere en woelige tijden. De meest indruk wekkende tentoonstellingen worden georganiseerd, prachtige catalogi verschijnen in druk en de bezoekers stromen en masse toe. Op dit moment valt het licht vooral op de schitterende Rembrandt tentoonstellingen in ons land, maar er gebeurt meer. Nu eens geen aandacht voor specifiek Zeeuwse zaken, wel voor het algemeen verlangen licht(puntjes) in de schaduw te zoeken. Theodoor van Thulden - Een Zuidnederlandse barokschilder Tot en met 23 februari 1992 zijn in het Noordbrabants Museum in 's-Hertogenbosch schilderijen, tekeningen en prenten te zien van Theodoor van Thulden, een in zijn eigen tijd veel gevraagde maar nu vrijwel onbekende grootheid die evenals Rembrandt werd geboren in 1606 en stierf in 1669. Was Rembrandt de schilder van de Noordelijke Neder landen, Van Thulden kan men een schilder van het Zuiden noemen. Zijn opleiding kreeg hij in Antwerpen, de invloed van Rubens en in mindere mate Van Dijck blijkt uit zijn werk. Zoals de tentoonstelling in het Noordbrabants Museum en de begeleidende tweetalige catalogus laten zien, groeide hij uit tot een barok schilder die het grote gebaar niet schuwde en daarbij toch aandacht had voor het (sierlijke) detail. In zijn geboortestad Den Bosch zijn zo'n 100 werken uit 7 Europese landen bijeengebracht; ongeveer 70 tekeningen en prenten en een dertigtal schilderijen, veelal religieuze (katholieke) en politiek-allegorische voorstellingen en deels van zeer groot formaat. De opdrachtgevers waren niet de minsten, onder hen bevonden zich vorsten, kerkelijke overheden en magistraten uit diverse Europese landen. Het was Rubens' schaduw die tijdens zijn leven over Van Thulden viel, het is Rembrandts schaduw die dat nu doet. De organisatoren van de Van Thulden tentoonstelling zien het niet als een nadeel dat het tijdstip van de Van Thulden expositie samenvalt met dat van de Rembrandt tentoonstel lingen. Hoewel beide schilders in dezelfde jaren en op geringe afstand van elkaar tot ontplooiing kwamen, vertegenwoordigen zij totaal verschil lende werelden. Het uitbundige, kleur rijke Vlaanderen naast het sobere, ingetogen Holland - duidelijk is dat bijvoorbeeld tezien in de door beiden (en door Rubens) geschilderde Andromeda. Het thema is ontleend aan Ovidius' Metamorfosen. Perseus bevrijdt de aan een rots geketende Andromeda na de draak die haar bewaakte te hebben gedood; bij Rubens ligt het accent op Perseus, bij Van Thulden en Rembrandt op Andromeda. Van Thuldens Andromeda heeft de weelderigheid van een Rubens-figuur, maar kent een nuancering die naar verfijning zweemt. Rembrandts Andromeda is een in elk detail tot de essentie teruggebrachte schildering, van alle heroïek ontdaan. Tel daarbij nog het heel bijzondere dat Rembrandts werken eigen is: de geestesgesteldheid van de geportretteerden lijkt, van binnenuit belicht, een gloed over de hele voorstelling te werpen - en men beseft dat men hier niet moet gaan vergelijken. Is het de terugblik waardoor het verlangen daartoe ontstaat? Men hoeft Van Thulden niet op één lijn te stellen met Rembrandt. Als ver tegenwoordiger van een roemrijke eeuw die een veelvoud aan grote en nog grotere meesters kende (en die schilderijen in de eerste plaats als handelswaar of prestige-object beschouwde - en dan ook Rembrandt niet naar waarde schatte), als repre sentatieve exponent van de Vlaamse barok, geliefd in de Zuidelijke én Noordelijke Nederlanden, als zeer bekwaam graficus en etser gunt hij ons door middel van zijn werken een blik op de complexiteit van de toenmalige samenleving en de vele uitingen daarvan. Na Den Bosch zal de tentoonstelling in het Musée des Beaux Arts in Straatsburg te zien zijn, van 13 maart tot en met 17 mei 1992. Theodoor van Thulden, Perseus bevrijdt Andromeda 11646), olieverf op doek. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1992 | | pagina 27