Een rrruur van graniet
Het moge duidelijk zijn waarom de
journalist van Weekblad Panorama
deze geschiedenis aanduidt met
legende. Legende, niet in de betekenis
van "verhaal van zeer twijfelachtige
waarheid", want wat er gebeurd is, laat
zich aan de hand van allerlei getuige
nissen nog steeds vrij goed recon
strueren. Het gaat hier alleszins om
legende in de betekenis van "verhaal
betreffende een mirakel". Op mijn
manier ken ik het Zeelandgevoel maar
al te goed. Tot de mooiste gedeelten
van mijn leven behoren de vele dagen
die ik op en om de Oosterschelde heb
doorgebracht met mijn vriend Sjoerd
Tamminga. Nomen non est omen in dit
geval: hij is een rasechte Zeeuw en
Oosterscheldekenner bij uitstek.
Wij wandelden jaren geleden over de
Roggeplaat, toen dat nog mocht.
Het was op de kentering en ik stond
met mijn voeten in een klein stroompje
waarin het wemelde van het leven.
Nooit vergeet ik de kracht waarmee, bij
bijna windstil weer, het water ineens
weer langs mijn voeten begon te
sleuren. Nu de andere kant op. Zo'n
nietig kreekje, zo ondiep. En toch een
zuiging die naast verwondering en
ongeloof, bijna angst aanjoeg.
Natuurlijk bouwde ik een dammetje en
zag hoe het water daarom lachte.
Ik lachte niet, toen ik bij een andere
gelegenheid, krachtige wind en vol tij
mee, achter Sjoerd zijn boot aan een
touw lekker een bad dacht te nemen in
onze Oosterschelde. Omdat ik net niet
verdronken ben, kan ik nog steeds
huiveren voor de natuurkracht die ik
toen aan den lijve gevoeld heb. Ik hoef
slechts deze nietige, maar niettemin
intense Zeelandgevoelens in mij op te
roepen en alles wat er in de rampnacht
bij de coupure in Colijnsplaat gebeurd
is, gaat mijn toch niet geringe voor
stellingsvermogen elke keer weer te
boven. Waar haal je in Godsnaam de
moed vandaan?
Ondanks de onbeschrijfelijke taferelen
die zich elders in Zeeland hebben
afgespeeld gedurende de ramp van
'53, kan ik daarom meevoelen met de
Panoramajournalist die, na de ver
zuchting "Nee, er was geen tijd en
geen geld op Noord-Beveland om op
de dijk bij Colijnsplaat een monument
te bouwen", de opmerking plaatst:
"En toch weet ik geen plek in heel dat
rampgebied, waar een gedenkteken
meer op zijn plaats zou zijn". Hij heeft
ook al een idee hoe het eruit zou
moeten zien: "Een muur van onver
zettelijk graniet, waarmee de gekromde
lichamen van honderd vastberaden
mannen vergroeid zijn". Met die mannen
eindigt hij ook zijn artikel: "Verdienen
zij geen monument? Een monument,
dat ook vijftig jaar na de februariramp
ons volk nog zal herinneren aan de
legende van Colijnsplaat."
Wie bekend is op Colijnsplaat, weet dat
het begin van het hierboven geciteerde
artikel nog steeds geldt: een monument
is er nog immer niet. Maar de kans is
groot dat de wens waarmee dat artikel
eindigt nog op tijd in vervulling zal
gaan. In de boezem van de Werkgroep
geschiedschrijving Colijnsplaat (die
een publikatie voorbereidt over de
geschiedenis van Colijnsplaat in
verband met het vierhonderdjarig
bestaan in 1998) is het plan gerezen
om op 1 februari 1993 een monument
te doen onthullen ter herinnering aan
de legende van Colijnsplaat. Daartoe is
inmiddels opgericht het Comité
"Houen jongens!", ter realisatie van een
gedenkteken voor de wonderbaarlijke
redding van Colijnsplaat in de ramp
nacht van 1 februari 1953. Dit comité
bestaat uit een zestal inwoners en
oud-inwoners van Colijnsplaat, onder
voorzitterschap van de burgemeester
van de gemeente Kortgene, mevrouw
Hoogendijk-van Duijn.
De oude tijhaven van Colijnsplaat is
inmiddels helaas gedempt. Maar het
26