Boekbesprekingen Gids voor historisch onderzoek in Zeeland onder redactie van A. C. Meijer, L. K. Priester en H. Uil. Uitg. Schiphouwer en Brinkman, Amsterdam. Geïll. 234 pp. ISBN 90-72872-06-1. De samenstellers van dit boek, allen doorgewinterde archief beheerders en -gebruikers, hebben een poging willen doen om de defaitistische sfeer, die er omtrent hun verzamelingen blijken te bestaan te doorbreken, door er op te wijzen dat in Zeeland beslist niet "alles is verdronken of verbrand", zoals de mythe wil, maar dat er in de provincie tal van uiterst waardevolle archieven en collecties zijn te vinden, die duidelijk het tegendeel bewijzen, maar helaas veel te weinig worden geraadpleegd. Zij gebruiken zelfs het woord 'zelden' en we moeten aannemen, dat zij het wel zullen weten. De studiezalen zijn voller dan ooit, maar ongeveer twee derde van het mensdom, dat daar neerstrijkt, bestaat uit lieden, die uitsluitend belangstelling hebben voor de wederwaardigheden van hun voorgeslacht en daarvoor ijverig bladeren en acten van de burgerlijke stand, doopregisters en wat dies meer zij. Een lofwaardige bezigheid, die soms tot verrassende resultaten leidt (het vinden van het zwarte schaap, de ontdekking dat opa zaliger buiten de pot heeft gewerkt en dat die plotseling opduikende exotische naam misschien een verklaring geeft voor de Slavische opbouw van kaken en jukbeenderen bij de nazaten van oom Piet), maar die zaken zijn alleen interessant (of gênant) voor het familiearchief. De Zeeuwse historie wordt er niet veel wijzer van en de auteurs van dit boek zouden kennelijk liever zien dat hun kostbare en vaak met veel moeite geïnventariseerde collecties niet alleen voor genealogische expedities, maar meer voor fundamenteel historisch onderzoek werden opgevraagd. Overigens zonder daarbij genealogisch onderzoek te willen kleineren. Om dit historisch onderzoek te stimuleren is het dienstig te weten, wat er aan basismateriaal zo al voor handen is en tot dit doel is dit boek samengesteld. Het werk bestaat uit twee delen, voorafgegaan door een inleiding, waarin een aantal werken worden genoemd, die de beginnende onderzoeker op het juiste spoor kunnen zetten: bibliografieën, naslagwerken, bronnenuitgaven e.d. Nadrukkelijk wordt gezegd, dat er niet is gestreefd naar volledigheid, maar ook zonder dit streven zitten er merkwaardige kanten aan deze selectie. De voetnoot (1op pag. 2 kan verdwijnen, want die wordt als tekst herhaald op pag. 3 en het is misschien wel aardig om te weten dat meneer Priester bezig is met een groot onderzoek naar de agrarische geschiedenis van Zeeland, maar daar heb je niet veel aan als je zelf met onderzoek op dit terrein bezig bent. Dan had men de cliënt beter met de wat verouderde boeken van Bouman en Boerendonk op pad kunnen sturen. De rubriek "overzichts- en naslagwerken" zit al heel zonderling in elkaar. Criterium was "het noemen van de belangrijkste jongere algemene werken die zich op de provincie als geheel richten". Ik dacht in alle bescheidenheid dat de 3-delige Encyclopedie van Zeeland aan deze eisen niet onaardig voldeed, maar ze schijnt bij de samenstellers van deze Gids niet bekend te zijn. Toch hebben sommige bibliotheken hun oorspron kelijke exemplaren al een keer moeten vervangen, omdat ze door gebruikers stuk gebladerd waren. Dekker wordt terecht genoemd vanwege het "ruime gebied" dat zijn dissertatie bestrijkt, maar waarom dan geen woord over Gottschalks 3 delen "Stormvloeden" Te ruim? De para graaf eindigt met een verwijzing naar Nagtglas, natuurlijk, maar waarom niet ook een verwijzing naar de Biografische Woordenboeken van Van der Aa en Molhuysen en het recente van Charité? De Gids wil de mensen toch op weg helpen? Het Aardrijks kundig Woordenboek van van der Aa biedt ook een schat aan informatie, net als de vier delen van Lantsheer over de Zelandia Illustratie. De gegevens moeten critisch worden gecontroleerd, maar het loont wel, want je vindt vaak dingen, die je nergens anders aantreft. Categorieën als letterkunde, beeldende kunsten, kartografie, handel en nijverheid, sociale zaken enz. komen helemaal niet aan de orde. De armoede in deze rubriek staat in merkwaardige tegenstelling tot de veel royaler opgezette paragraaf over de bronnenuitgaven. Ik wil hier niette lang bij stilstaan, maar waarschuw de argeloze gebruiker tegen het feit, dat de vroeg-middeleeuwse oorkonden in het Latijn werden opgesteld. Het oorkondenboek van Koch bv. geeft alleen Latijnse teksten en men zal dus met een kort regest tevreden moeten zijn. De moderne cultuur heeft van het Latijn helaas afscheid genomen. Hier gaat het bovendien om middeleeuws Latijn dat weer zijn specifieke eigenaardigheden heeft. Middeleeuws Nederlands is trouwens ook minder makkelijk dan men zou denken. Ungers prachtige 3-delige studie over "Middelburg in den landsheerlijken tijd" vraagt ook taalkundige ijver van de gebruiker. Naast Unger had men in dit verband zeker de naam van de "amateur" Kesteloo moeten noemen, die nog vóór Unger een extract maakte uit de Stadsrekeningen van Middelburg. Zijn werk laat vele verlangens onvervuld, maar dank zij hem beschikken we toch over een paar honderd bladzijden met gegevens, die anders verloren zouden zijn gegaan, want de stadsrekeningen zijn verbrand. Ik meen me te herinneren, dat ook Fruin in zijn Middelburgse tijd ijverig in de archieven heeft zitten speuren en daarover driftig heeft gepubliceerd (de Abdij, Prelaat en Edelen, de Keuren van Zeeland), maar ja, men heeft een keuze moeten doen, die in mijn ogen nogal arbitrair is uitgevallen. Na deze Inleiding volgt een soort casuïstiek: geroutineerde onderzoekers vertellen over hun ervaringen bij hun speurtochten, in dertien min of meer geslaagde artikelen over uiteen lopende onderwerpen. Het is aardig om te lezen hoe de auteurs tot hun resultaten zijn gekomen en in de vele "heemkundige publicaties", die deze provincie rijk is zullen deze verhalen zeker een plaats kunnen vinden. Maar of de beginnende onderzoeker er wat aan heeft? Hun problemen zijn niet zijn problemen en alle onderzoek loopt weer anders. Ik zou me dan liever houden aan het oude adagium: detineer je doel zo zorgvuldig mogelijk 30

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1992 | | pagina 36