Boekbesprekingen
en ga dan met je verlanglijstje naar het
dichtstbij zijnde archief of bibliotheek.
Daar zitten allerlei deskundige en
welwillende mensen, die je graag op
weg willen helpen en eventuele
barrières willen proberen te slechten.
Het boek eindigt met een Deel
Twee, dat "verschillende typen
bronnen enigszins systematisch
behandelt". Dit deel beslaat gelukkig
meer dan de helft van dit wat
hybridische boek en is verreweg het
belangrijkst. Deskundige auteurs
vertellen over de archieven, die zij
beheren, hoe ze zijn ontstaan, wat zij
behelzen, wat je ervan kunt
verwachten en hoe je ze kunt
gebruiken. De Rijksarchivaris Koops
opent de reeks met een beschouwing
over de Archieven van Gewestelijke en
Provinciale Besturen (ca. 1500-1939)
en wordt dan gevolgd door zijn
chartermeester Meijer, die zijn licht laat
schijnen over het Archief van de
Zeeuwse Rekenkamer, dat ongekende
schatten herbergt. De gemeente
archivaris van Tholen, Zuurdeeg,
spreekt over Stads- en Dorpsarchieven
en Zoodsma, een andere
chartermeester in Middelburg brengt
een uitvoerig en lezenswaardig artikel
over de Rechterlijke Archieven.
Hollestelle, ook van het Rijksarchief,
neemt liefst drie artikelen voor zijn
rekening: de Polder en
Waterschapsarchieven, de Primaire
genealogische bronnen en de
Notariële archieven met kadaster en
bevolkingsregisters. Franken van het
Rijksarchief kijkt naar de bronnen voor
de bedrijfsgeschiedenis, Bos van het
Rijksarchief en Uil, de streekarchivaris
van Schouwen/Duiveland en Sint
Philipsland lopen door de Kerkelijke
archieven, waarna Yvonne Welings de
familiearchieven en de persoonlijke
archieven induikt. Ook zij is
medewerkster van het Rijksarchief,
terwijl opnieuw de Rijksarchivaris, dit
maal bijgestaan door zijn medewerker
Wennekens zijn licht laat schijnen over
Kaarten, Tekeningen en Prenten als
Historische Bron. Min of meer in het
verlengde van Koops' artikel volgt dan
wat het Hoofd Zeeuws Documentatie
centrum, Marlies Jongejan, heeft mee
te delen over foto's en prentbrief
kaarten als historische bron. Een
medewerker van het Documentatie
centrum, Wiggers, behandelt de
kranten, Zwemer van de V.U. zegt
nuttige dingen over Interviewtechniek,
de aardrijkskundige Beekman
beschouwt het landschap en natuurlijk
ontbreekt ook de archeologie niet.
Daarvoor zorgt de provinciaal
archeoloog van Heeringen.
Met deze, wat droge opsomming moet
ik volstaan, want de ruimte ontbreekt
om er dieper op in te gaan, maar de
lezer weet nu wat hij van dit boek
verwachten kan. Eindoordeel: een
zwakke inleiding, een eerste deel met
lezenswaardige artikelen, die de
gebruiker echter weinig houvast geven
en een prima tweede deel, dat de
aanschaf van dit boek alleszins
rechtvaardigt.
B.T.
Hervormers aan de Oosterschelde.
De practijcke der Godtsalicheyt
1598-1653.
J. B. V. Weiten
Uitg. Van Soeren en Co. Amsterdam
1991.
ISBN 90.6881.013.8.
Prijs: f 39,-.
Het nieuwe Noord-Beveland met zijn
twee dorpen Colijnsplaat en Kats heeft
bezit genomen van de geest van
Weiten. Zijn eerste boek onder de titel
Pioniers aan de Oosterschelde gaat
over Kats van 1598 tot 1625. Het thans
verschenen deel over de nieuwe
gereformeerde religie op het pas
bedijkte eiland. De reformatie kwam in
Zeeland in de periode dat Noord-
Beveland bijna zeventig jaar 'met de
zee gemeen lag'. Weiten: "Kenmerken
voor de Zeeuwse reformatie met als
hoekstenen de kerkordening van 1591
de eigen centrale synodale tucht en de
ondergeordendheid van de Staten, was
een verbluffend hechte organisatie
structuur van de nieuwe kerk, die in
later jaren - zoals de Zeeuwse Staten
zich afsloten van Holland - zich zeer
bewust zou afsluiten van andersoortige
ontwikkelingen elders, met naar
andersdenkenden toe een duidelijk,
wat agressief, puriteins-dogmatisch
optreden." Deze volzin is kenmerkend
voor de wijze van behandelen van zijn
onderwerp: het optreden van
predikanten, kerkeraden, classes en
particuliere synoden. Niet de macht
vanuit de stoel van Petrus naar
beneden maar omgekeerd. "De
reformatoren, voortgekomen uit het
volk, braken rigoureus met dit beginsel
en steunden op het volk zelf. Zij
bouwden hun kerk op dat volk: in de
prille aanvang met volkse kerkraden,
maar toch al spoedig verburgerlijkend."
Het is verbazingwekkend hoe snel de
auteur, van origine huisarts en later
geriater, zich het historisch handwerk
heeft eigen gemaakt en wat meer is
daaraan op professionele wijze heeft
uiting gegeven. Archiefonderzoek
heeft voor hem geen problemen meer.
Door het zorgvuldig doornemen van de
kerkelijke notuelenboeken stuitte hij op
tal van sociale omstandigheden die hij
als medicus beter kon beoordelen dan
menig historicus. Maar het meest heeft
mij getroffen hoe gefundeerd zijn
beoordelingen van talrijke
godsdienstige en kerkelijke zaken zijn.
Steeds heeft Weiten zich gericht op
de praktijk van de godzaligheid. Dat
betreft het tweede, grote, hoofdstuk van
zijn werk dat zich bezig houdt met de
drie opeenvolgende predikanten van
Colijnsplaat: E. A. Booms (1599-1625),
A. Jansonius (1625-1632) en
A. Rotarius (1632-1653). Het werk van
de predikanten beperkt zich niet tot de
verkondiging van het Woord maar
heeft vele sociale raakvlakken zoals
armoede, het dispuut met de
dominees, de schoolmeesters, etc.,
eigenlijk heel het bonte leven van een
kleine gemeenschap waaraan niets
menselijk vreemd was.
Men moet niet denken dat de gehele
gemeenschap gereformeerd werd. Dat
bleek al tijdens het dispuut met de
Doopsgezinden in 1606. Het aantal
Dopers was aanzienlijk, het aantal
lidmaten van de kerk was gering.
Zware tijden waren het. In 1606 was de
eerste verschrikkelijke pestepidemie
net achter de rug. Armoede sloeg toe.
"Ondanks al die rampspoed ging het
dagelijke leven door; men was ertoe
veroordeeld. Er waren kinderen
geboren, dus schoolmeesters
verschenen op het eiland. Maar die
schoolmeesters kregen meer te doen,
al was het maar helpen bij de opbouw
en de uitbreiding van de gemeenschap
Gods." Het aantal leden van de kerk
groeide gestaag maar niet
spectaculair. Rond 1640 was een
derde deel van de bevolking van het
eiland als lidmaat ingeschreven.
Het werk van Weiten wordt besloten
met de samenstelling van de
kerkeraad 1599-1650, notenapparaat,
bronnen en literatuur en een index op
personen zoals een goed werk
betaamt.
M.P.d.B.
31